Location: Home > J_N > NoordHolland 1947 - 1961 > 1961In beslagname

1961In beslagname

Bureau Wijsmuller verliest de zeesleper “Noord-Holland”

In september 1961 heeft de Indonesische marine de zeesleper “Noord Holland” van Bureau Wijsmuller uit IJmuiden  opgebracht en aan de ketting gelegd.
De “Noord Holland” zou zich ongeautoriseerd in Indonesische wateren hebben begeven om te reageren op noodsignalen van het Griekse schip  "Georgios Tsavliris".
Er was door de “Noord Holland” geen vergunning aangevraagd om te mogen bergen in Indonesische wateren en ze bevond zich dus op “verboden gebied”.

Zo ongeveer zou het destijds in de krant hebben kunnen staan.
Maar wat is daar nu eigenlijk allemaal gebeurd ?

In de tweede helft van 1961 was de zeesleper ” Noord Holland” van Bureau Wijsmuller zonder sleep op de thuisreis naar Nederland. Het schip had eerder dat jaar een aantal oude vliegdekschepen vanuit Amerikaanse havens naar scheepssloperijen in Japan en Hong Kong versleept.

De bemanning was al sinds maart 1961 aan boord en nu dus onder leiding van Kapitein Oene Edelenbosch, via de Zuid-Chinese zee, de Indische Oceaan en het Suezkanaal op weg naar huis.

Op 29 augustus 1961 bevond de “Noord Holland”  zich dwars van Singapore, toen de bemanning een Grieks vrachtschip genaamd "Georgios Tsavliris" aan de grond zag zitten op Pulau Nipas.

Er werd overlegd met de directie in IJmuiden, die inmiddels al contact had gehad met de Griekse reder en met de agent van Lloyds in Singapore. Maar het was nog onduidelijk of de Griek zich nu in Indonesische of Britse wateren bevond.

Besloten werd dat de “Noord Holland” stand-by zou blijven. Alleen als de Griekse kapitein om hulp zou vragen, of in een noodgeval, zou er worden gereageerd.

Maar het was al direct duidelijk dat alleen een snelle actie de Griek van de riffen zou kunnen bevrijden, voordat het schip verloren zou gaan. Daarom werd op 31 augustus vastgemaakt en werd een eerste poging gedaan om de Griek los te trekken en in dieper water te brengen.

Wat ze toen nog niet wisten, was dat anderhalve maand later iets zuidelijker een Brits schip zou stranden en binnen vier dagen stuk zou slaan op de riffen.

Maar op vrijdagavond 1 september werd de “Noord Holland” gepraaid door een patrouilleboot  van de Indonesische marine. Kapitein Edelenbosch moest mee, maar werd later in de nacht weer terug aan boord gebracht, net op het moment dat een tweede poging zou worden gedaan om de Griek los te trekken.

De Indonesische marine gaf opdracht de Griek los te gooien en met de “Noord Holland “ op te stomen naar Pulau Sambu een klein eilandje in de Straat van Singapore. Daar aangekomen werden de officieren van boord gehaald en ondergebracht in een hotel van SHELL, terwijl de rest van de bemanning aan boord moest blijven.

Terzelfder tijd was in IJmuiden duidelijk geworden dat de Griek zich wel degelijk in Indonesische wateren bevond. Er werd toen direct een bergingsvergunning aangevraagd in Jakarta en ook via de Wijsmuller vertegenwoordiging in Singapore bij de Indonesische Consul aldaar. Op die aanvraag is nooit een antwoord gekomen.

Een jaar eerder in 1960 had de “Noord Holland” in Singapore gelegen, toen voor de kust van Sumatra de “Metropolitaan”  aan de grond was gelopen. Toen waren door de Indonesische autoriteiten zonder problemen de benodigde vergunningen afgegeven voor de “Noord Holland” om te mogen bergen in Indonesische wateren.

Op 3 september kwam in IJmuiden een informeel bericht binnen van de kapitein van het Griekse vrachtschip, dat de “Noord Holland” door de Indonesische marine was opgebracht.
Via een onbekend gebleven tanker wist de bemanning van de “Noord Holland” een bericht naar Nederland te sturen waarin stond: “Wilt u de familie van de bemanning van de `Noord Holland` groeten overbrengen en zeggen dat zij niet ongerust hoeven te zijn”

Op 22 september was in de Nederlandse kranten te lezen dat de sleepboot met haar volledige bemanning was overgebracht naar de haven Tanjung Priok bij Jakarta. Nadere bijzonderheden werden verder niet vermeld.

Op 26 september werden kapitein Oene Edelenbosch en eerste stuurman Wiebe Meyer van de bemanning gescheiden en ondergebracht in de gevangenis van Jakarta.

Op 29 september berichtten de kranten over een “mogelijke ontsnapping” van een deel van de bemanning. Directeur John F. Wijsmuller kwam net terug uit Amerika waar hij had onderhandeld met de Indonesische Ambassade aldaar. Hij zei niets te weten over een ontsnapping.

Later is gebleken dat hij op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken beter kon zeggen dat hij niets wist van een ontsnapping. Dit om de overige bemanningsleden, die nog steeds aan boord van de “Noord Holland” waren, niet nog meer in de problemen te brengen.
Pas op 3 oktober maakte Wijsmuller tegenover de pers bekend, dat er eerder zeven leden van de bemanning van de “Noord Holland” waren ontkomen.

Veel later vertelde kapitein Oene Edelenbosch dat de Indonesiërs hem, na de ontdekking van de ontsnapping, hadden gevraagd of die zeven mannen in Singapore aan het passagieren waren gegaan en wanneer hij ze terugverwachtte. 
 
Maar ze kwamen niet terug. De zeven mannen waren ontsnapt met één van de reddingboten en een rubberboot.

De drie mannen, die met de rubberboot waren gevlucht, waren matroos Jos Handgraaf, Willem Middelkoop (“Koperen Willem”) en R. Versteeg. De rubberboot bleek lek te zijn en de drie mannen moesten hard werken om het water buiten de rubberboot te houden. Door elkaar voortdurend moed in te spreken, wisten ze toch door te gaan, ondanks dat ze zware stroming tegen hadden. Het heeft bij elkaar twaalf uur geduurd voor ze in Singapore arriveerden.

De vier anderen waren chef runner M. Pronk, koksmaat R. Bosjes, dekjongen A. Harthof en matroos A. M. Florie. Zij waren midden in de nacht omstreeks twee uur vertrokken met de motorvlet, die ze heel stil buiten boord hadden laten zakken.

Ze konden natuurlijk geen motor gebruiken en moesten dus heel stil met hun handen peddelen. Ze moesten tussen twee kleine Indonesische oorlogsschepen door varen, terwijl het geschut van die schepen dreigend op hun gericht was.

Pas nadat ze zich in ruim water bevonden, konden ze de motor gebruiken. Eenmaal in Singapore aangekomen was de vreugde over het slagen van de ontsnapping zo groot, dat die al snel de uitputting en moeilijkheden van de tocht deed vergeten.
 
De ontsnapte bemanningsleden waren vol lof over de hulp die zij in Singapore hebben ontvangen van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) en de Nederlandse Consul.

Na de ontsnapping werden de overige bemanningsleden van de “Noord Holland” in Jakarta van boord gehaald en overgebracht naar de wal. Daar werden ze ondergebracht in een bungalowpark, waar ze hun vrijlating verder moesten afwachten.

De zeven ontsnapte bemanningsleden waren intussen vanuit Singapore op het Italiaanse passagierschip  "Roma"  onderweg naar Italië. Vandaar zouden ze met de trein verder naar Nederland reizen.

Voor hun vertrek uit Singapore hadden ze van de directie van Bureau Wijsmuller te horen gekregen, dat zij wegens desertie en diefstal van de bergingsvlet op staande voet waren ontslagen.

De daaropvolgende morgen hadden ze een gesprek met de heer Wijsmuller. Hij vertelde de mannen dat ze alle vertrouwen in de maatschappij Wijsmuller moesten hebben en dat hij alles opnieuw zou bespreken, zodra de rest van de inmiddels vrijgelaten bemanning ook uit Indonesië  in Nederland zou zijn teruggekeerd.

Chef runner Pronk die gedurende de thuisreis als oudste de leiding op zich had genomen, zei dat hij in zijn lange zeemansleven al veel had meegemaakt, maar dat deze geschiedenis wel een zeer bijzonder geval was gebleken. Hij vertelde dat zijn collega’s ook bang waren geweest, dat ze weer naar Jakarta zouden worden teruggebracht.

Maar evenzo vertelde hij dat ze aan boord van het Italiaanse schip  "Roma"  dagenlang spaghetti en macaroni hadden moeten eten. Dat hadden de mannen bijna net zo zwaar gevonden als de hele ontsnappingstocht.

“En dan nu maar zo gauw mogelijk naar huis “ zei Jos Handgraaf, nadat enkele journalisten hen diverse vragen hadden gesteld. Met die uitspraak vertolkte hij de gedachten van allen die de zware tocht vanuit Indonesië naar Singapore hadden volbracht.

Op 14 oktober 1961 begon in Jakarta het proces tegen Oene Edelenbosch en Wiebe Meyer.
Dit was één dag nadat de rest van de bemanning in Singapore was aangekomen.

Kapitein Edelenbosch en eerste stuurman Meyer hoorden drie maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest tegen zich eisen wegens “het illegaal betreden van Indonesië “.

Het proces werd in het Maleis gevoerd, maar de rechter vertaalde hoogstpersoonlijk de verklaringen in het Nederlands voor Edelenbosch en Meyer. Zij hadden geen rechtsbijstand.

De rechter, Marah Agoes, deed in zijn uitspraak één maand van de eis af. Hij was er van overtuigd dat de Kapitein en zijn stuurman geen kwade bedoelingen hadden gehad.
 
De rechter was echter wel van mening, dat ze wel degelijk wisten dat ze de Indonesische wateren waren binnengevaren. Edelenbosch en Meyer verweerden zich met de mededeling, dat zowel de rederij als Lloyd's hadden gemeld dat ze nog in Internationale wateren waren, toen ze de in nood verkerende Griek te hulp waren geschoten.

De rechter was van mening dat de reder daarmee vrijwillig een risico op zich had genomen.

Edelenbosch en Meyer ondergingen de hun opgelegde straf van twee maanden gevangenisstraf in Jakarta. Van de twee maanden hebben ze 38 dagen in een militaire gevangenis in Jakarta doorgebracht. Daar kregen ze een cel toegewezen, maar die ging van ochtends 05.00 uur tot 's avond 22.00 uur open. In die tijd konden ze zich dan vrij bewegen.

Bij hun terugkeer op Schiphol op 4 november 1961 gaven zij, geflankeerd door de gebroeders Jan en Arthur Wijsmuller, in een persconferentie aan, dat hun poging om hoger beroep aan te tekenen tegen de in beslagname van de "Noord Holland" geen succes had gehad. Dat was op juridische gronden niet mogelijk gebleken.

Op 16 oktober werd de “Noord Holland” verbeurd verklaard, de naam van het  schip verwijderd en de Indonesische vlag gehesen.

In 1962 werd de naam gewijzigd in “Selat Berhala” en ging het schip varen voor Perushaan Negara Tundabara in Jakarta.

In 1969 ging de sleepboot onder behoud van haar naam naar P.N. Pelajaran Bahtera Adhiguna, in Jakarta en is uiteindelijk in 1974 gesloopt.

Met de inbeslagname van de “Noord Holland” kwam een einde aan de geschiedenis van de eerste "Noord Holland" . De destijdse waarde van de "Noord Holland" werd later op twee en
een half miljoen gulden geschat.

Artikel bewerkt en herschreven door Adriaan J. Schipper