Location: Home > T_Z > Utrecht III 1960 - 1964 > Dagboekvan een runner

Dagboekvan een runner

VERSLAG VAN EEN SLEEPREIS

Van de sleepboten "Utrecht" en "Groningen", met op sleeptouw het passagiers/vrachtschip "Wairangi".

Een kustreis van een paar dagen, die later twee en een halve maand werd.

Opgetekend door één van de zes runners, Frans Hofmann.

11 OKTOBER 1963.

Elf oktober is de dag dat ik dit dagboek ben gaan bij houden.

Deze reis is begonnen op donderdag 5 oktober 1963. Het was avonds elf uur toen we uit IJmuiden vertrokken.
 
Met de sleepboot "Utrecht". Het weer was erg slecht. Het regende met bakken uit de hemel, maar dat is natuurlijk normaal in deze tijd van het jaar. We waren allemaal erg blij, ondanks dat de windkracht tien was, toen we op zee zaten.

We hadden de hele dag al op vertrek gelegen, maar de motoren waren niet eerder startklaar. We hadden niet zo gek veel last van het slechte weer, want we hadden de wind van achteren. We moesten naar Stockholm en dat ging gelukkig vrij vlot. De motoren liepen als of ze nieuw waren!

Wij kregen om een negen uur in de ochtend (het was intussen zaterdag) de loods aan boord voor de sluizen van Brunsbutttelkoog. En ‘s avonds om zes uur voeren we bij Holternouw alweer de sluis uit.

Zondag ‘s morgens werden wij gepraaid door één Duitse kustvaarder, dat er een Zweedse kustvaarder lag te drijven, met machine schade. Hoe dat is afgelopen weet ik niet, want we hebben er niets meer van gehoord. In de Oostzee was het prachtig weer. (Wat wij zelfs wel eens op prijs stelden).

Maandagmorgen kregen we de eerste loods aan boord, die ons door Stockholmer Scheren heen moest loodsen. Dat was voor mij bekend terrein. Want toen ik nog op de kustvaart zat, was ik hier vaak geweest. Het is prachtig om daar te varen, tussen al die kleine eilandjes door, waar allemaal vakantiehuisjes op staan.

Om twaalf uur werd er van loods gewisseld en deze loods bracht ons door naar Stockholm. Daar arriveerden wij ‘s middags om ongeveer vijf uur.
 
Toen wij uit IJmuiden vertrokken, was ons verteld dat wij een tanker moesten verslepen. Maar hier in Stockholm bleek het om een groot half vracht- half passagiersschip te gaan. Maar dat maakt voor ons niet zoveel verschil wij hebben toch al van alles versleept. Voor het avondeten zijn wij nog even aan boord wezen kijken, hoe het op deze sleep zou gaan worden. Wij (dat zijn de runners) zijn meteen maar aan boord gebleven.
 
Om half negen kwam de "Utrecht" langszij en zijn we meteen begonnen met het sleepklaar maken. Daar waren we rond middernacht mee klaar. Na een bakkie koffie zijn wij onze spullen gaan inpakken en verhuist naar het de "Wairangi".

Zo heette ons voorlopige verblijf. Na nog een poosje nagepraat te hebben, hebben we onze kooien opgemaakt en zijn we gaan slapen. Er werd verwacht dat we weer om acht uur aan dek zouden zijn, en om dat we wel wat werk verzet hadden de laatste uren, hadden we niet veel nodig om in slaap te vallen.

12 OKTOBER 1963

Ik loop nog steeds achter op de datum van vandaag. Ik moet nog steeds opschrijven wat er al zo de laatste dagen is gebeurd. We gaan dus gewoon verder met het opschrijven van wat er de laatste dagen is voorgevallen.
 
Wij zijn dinsdagmorgen om elf uur uit Stockholm vertrokken. Wij hebben nu gelijk met de sleepboot "Utrecht" een loods aan boord. We worden met behulp van een sleepbootje een stukje op weg geholpen.

Het viel ons niet mee om voor en achter te maken. Er stond een wirwar van draden en trossen uit en het was maar goed dat alles op deze boot werkte, want anders hadden we nooit alle draden en trossen binnen gekregen. Maar met de winches ging het een stuk makkelijker.
De "Utrecht" nam ons op de korte tros en een havenslepertje bleef langszij slepen. Er zat nog niet veel snelheid in, maar dat zal wel komen door de korte tros. We gieren behoorlijk en de kapitein vraagt ons om mee te sturen. Na een paar uur blijkt dat het niet veel helpt. Wat later bleek dat de stuurmachine niet bij stond. Ja dan kun je wel blijven draaien! Na lang zoeken op zo'n vreemde boot, heeft de runner-machinist het gevonden en konden we een beetje meesturen. Maar toen was er alweer een dag verstreken.

De loods kreeg al gauw honger en rond de middag zag ik hem ineens lopen met een homp brood en een stuk worst. Wij hadden zelf nog geen tijd om aan eten te denken. Het was tegen een uur of vijf dat we voor anker moesten gaan, omdat er verderop dichte mist was. Daardoor kregen we eindelijk een beetje rust.

Maar we waren jong en konden wel wat hebben. Joop de runner-machinist, ging met Willem de olieman voor warm eten zorgen. En toen de warme hap klaar was, was het ook behoorlijk schransen geblazen.

De loods bleef ook eten, maar na het eten ging hij op het havenslepertje slapen.

Er moest natuurlijk wacht worden gelopen. We hebben de wachten in drieën gedeeld Eenvoudig omdat we met ons zessen waren. Ik ging de wacht lopen met Koperen Willem.

De naam Koperen Willem heeft hij te danken, om aan alles wat van koper was te poetsen, tot het glom of het van goud was. Met Willem had ik al een paar reisjes gemaakt.

Onder andere een reis met de "Zeeland", toen we negen maanden op station hebben gelegen in St. George op de Bermuda’s, we konden het goed met elkaar vinden. Op de "Zeeland" had hij het onderhoud van de trossenlier, en elk plaatje blonk tegen ons aan.

Hij heet eigenlijk Willem Middelkoop. Wij namen de eerste wacht, van acht uur ‘s avonds tot twee uur ‘s nachts. Jaap en Piet namen de wacht van ons over en liepen tot 's morgens acht uur. Het weer werd steeds slechter en het ging steeds harder waaien.

Veel last hadden wij er niet van, want wij lagen mooi in de luwte voor anker. In onze wacht hebben wij het schip eens goed bekeken, want je bent nog maar zo kort op dit schip en je moet toch een beetje de weg weten. En daardoor ging de tijd iets sneller, maar we waren wel blij toen we om twee uur afgelost werden door Piet en Jaap. Na de jongens bij gepraat te hebben, zijn we snel richting onze kooien gegaan. We waren best toe, aan een paar uur slaap.

12 oktober 1963

Ja ik loop nog steeds een paar dagen achter, maar ik begin in te lopen het gaat nog maar om twee dagen. De jongens helpen met nog wat vergeten herinneringen op te halen.

Maar ik heb natuurlijk niet de hele dag de tijd, om te gaan zitten schrijven.
Er moet toch ook nog gewerkt worden. Ik ga nu schrijven over 10 oktober. Van uitslapen, kwam niet veel. Om kwart over zeven, werden Willem en ik alweer gepord.

Piet stond aan onze kooien. We moesten aan dek komen, om mee te gaan sturen. Want er stond een hoop wind. Ze waren om vijf uur anker op gegaan, en daar hadden wij niets van gemerkt, zo vermoeid waren we geweest. En op een sleepschip, worden natuurlijk geen hoofdmotoren gestart, en het anker en de winches zitten nu eenmaal voor op de bak, en dat is ver weg van onze hutten.

Dus ze waren in tussen alweer een paar uur aan het varen. Toen we boven aan dek kwamen was het weer aardig op geknapt. Jaap en Piet zijn na een uurtje gaan liggen. Rond de middag zijn we weer voor anker gegaan. Want de loods moest worden afgelost. We waren blij dat die vent van boord ging. Hij wist toch nergens van af, en met de navigatie bemoeide hij zich ook niet.

Wij bleven nog een paar uur voor anker liggen, Want er stond toch nog teveel wind om verder te gaan. Later in onze vrije wacht zijn ze weer anker op gegaan.

Er kwam een andere loods, en toen het weer wat opknapte zijn we weer anker op gegaan, en konden we weer gaan varen. Voor onze begrippen, stond er niets zo gek veel wind, maar we gierden behoorlijk achter de sleepboot, en waren dus wel verplicht om mee te gaan sturen. Maar dat was nu juist het grootste punt waar alles letterlijk om draaide. Als wij mee stuurden, dan moest de grote motor bij, en juist die motor gebruikte ontzettend veel olie. En er zat haast geen olie meer in de bunkers, dus was het van het grootste belang, dat die motor alleen gebruikt werd bij hoge nood.

We kregen bericht van de sleepboot, of wij in de kaartenkamer, de kaarten van de Grote Belt wilden op zoeken en die dan mee wilden geven aan de loods. Dat werd natuurlijk gedaan. Dat hield voor ons in, dat het haast zeker was, dat wij niet terug door het Kielerkanaal zouden gaan varen. We liepen intussen weer alleen wacht, want het ergste hadden we nu wel gehad. Met één man op wacht was best te doen, als er zich problemen zouden voor doen, waren de anderen toch in de buurt.

Ik liep de wacht van zeven tot elf uur. En rond elf uur ging de loods van boord. Dat was een mooie tijd, want we waren dan toch mooi met twee man aan dek. Ik heb de Koperen om elf uur gepord, en hij nam het roer over, en ik hielp de loods van boord. De kaarten liet ik aan een lijn zakken, en die zijn droog over gekomen.

Toen dat achter de rug was, was het mijn tijd om mijn kooi op te zoeken. Na een paar uur geslapen te hebben, ben ik weer verder gegaan, met dit dagboek.

Oktober 1963.

Ik ben nu nog maar één dag achter. Ik ga nu proberen of ik alles van gisteren netjes op papier kan krijgen. We hebben gisteren niet veel te doen gehad, maar dat is ook eigenlijk het werk van een Runner. Want meestal als die hard moet werken, dan is er wat fout gegaan. Er is gisteren niet veel gestuurd. We hadden het roer vastgezet, op vijf graden bakboord en daarmee bleven we recht achter de sleepboot hangen.

Na een paar uur was het weer over en moest er toch weer mee gestuurd worden. Daarvoor moest de grote motor weer bijgezet worden. Dat ging gepaard met gekanker van Joop en Willem. Die moesten hun kooi uit en heel wat trappen af rennen, want zo'n groot vracht schip, is heel wat anders dan een kuster of een sleper.

Als je dat een paar keer gedaan hebt, dan ben je bek af. Want tussen al dat soort werk door zorgen ze ook nog voor het eten. En dat eten mag er zijn. Wij hebben dus niets te klagen. ‘s Avonds hebben we bij Piet in de hut een potje bier gedronken en nog wat gezellig zitten kletsen.

Om een uur of tien kwam Koperen Willem zeggen, dat het roer weer veranderd moest worden. Want de "Utrecht" lag er dwars voor. Dus weer gekanker van Jaap en Willem maarja, we moesten het toch doen, daar zijn we nu een maal voor aan boord. We hebben het roer nu vijf graden stuurboord gegeven en nu blijven we er weer lekker achter liggen. We hebben de kwadrant geborgd, zodat het roer niet meer uit zijn eigen terug zou lopen. Toen dat klusje achter de rug was, ben ik naar mijn hut gegaan en lekker in mijn kooi nog wat liggen lezen voordat ik ben gaan pitten.

13 oktober 1963 00.30 uur

Ja, nu ben ik alweer een dag achter, maar dat klopt eigenlijk niet. Want de dag is wel om, maar ik kom net van de wacht, want ik loop de acht–twaalf wacht. Dus dan is het eigenlijk precies de tijd, om aan het dagboek te gaan schrijven. Dan pas weet je echt wat er allemaal die dag is gebeurd. Een rustige dag dus ben ik nog vrij fit om nog een poosje te gaan schrijven.

Dus maar beginnen wat er al zo gebeurd is vandaag. Om acht uur werd ik gepord door Piet om mijn wacht te voldoen. Piet zag het niet meer zitten en schoot meteen zijn kooi in. Op blijven heeft niet veel zin als het werk voorlopig met één man gedaan kan worden. We moeten er altijd rekening mee houden dat als er wat fout gaat, je dan soms dagen achter elkaar in touw bent. En zo’n kooi kan heel lekker zijn. Toen ik deze morgen aan dek kwam was het heerlijk weer, dus meteen maar aan de slag met alles wat aan dek lag en niet meer nodig, of te gebruiken was over de muur te gooien oftewel over de verschansing in zee te pleuren.

Maar nog lang niet alles. Er lag een bende rommel aan dek van de drie maanden dat deze boot niet heeft gevaren. Toen ik het zat was ben ik weer een op inspectie geweest door de boot. Ik heb deze boot nog lang niet helemaal bekeken. Wij zijn niet altijd bezig met slepen van grote schepen. Onze grootste slepen waren de vliegdekschepen die voor de sloop naar Japan gingen. En die waren wel heel groot, met 13 verdiepingen en honderden deuren. En o wee, als je één deur niet goed dicht had gedaan, en die begon te klepperen, op het zeetje dan werd je gek van het gebonk en dat klonk dan door het hele schip. Maar het grootste probleem was dan wel uit vinden welke deur niet goed was gesloten.

Op die vliegdekschepen waren we met elf runners en deden we ook wel eens uit verveling verstoppertje. En dan met alleen een zaklamp zie je niet zo veel.
 
Om ongeveer een uurtje of elf ben ik bij de jongens in de kombuis gaan helpen. Rond twaalf uur zijn we bij mij in de hut een potje bier gaan drinken. Even later kwam Koperen Willem vertellen wat voor nieuws de "Utrecht" had.

Alle dagen, behalve als er wat bijzonders moet gebeuren, hadden wij via de radio contact met de "Utrecht". Vroeger moest dat met de aldislamp in morse, maar nu dus per radio. We hebben natuurlijk wel zo’n lamp aan boord, want alles kan stuk gaan. We hebben ook nog zaklantarens waar we morse-seinen mee kunnen maken.

We hadden de laatste 24 uur 106 Mijl gemaakt. Dat is natuurlijk niet veel, maar wij zijn runners, en moeten het hebben van onze dagen op de run. Voor ons telt de kreet "more, days more dollars".

Ook moesten we de Zweedse vlag weghalen die we in Stockholm in de voormast hadden. En meer nieuws was er vandaag niet. Dus dat was niet veel voor onze dagelijkse radio praatje. Ja vroeger toen er nog geen radio’s waren, moesten we alles horen via de aldislamp, of als die er ook niet was met een zaklantaarn.

Dus het is nog steeds van belang, om de morsetekens goed in het geheugen te hebben, we oefenen dus nog steeds, want je weet nooit of er niet eens op een keer de radio stuk gaat. Daarna meteen opgestapt naar de salon om te gaan eten. Ja, we doen niet minder. Voorheen aten de Engelse officieren hier, maar voor ons is dit ook een heel goede plek. Het zag er weer goed uit vandaag. We kregen kip met appelmoes en patates frites. Ja, het is toch een droomboot, omdat alles hier nu optimaal werkt. We hebben weer gesmuld van dit koningsmaal.

Na het eten heb ik Piet helpen afwassen en ben daarna te kooi gegaan om nog wat te kunnen lezen. Rond zes uur weer uit de kooi gekropen en even in de kombuis wezen kijken of ik nog ergens mee helpen kon, dat was zo en om zeven uur zijn we gaan eten. Daarna heb ik even de afwas gedaan en daarna nog wat gaan lezen tot tien uur, want toen moest ik weer op wacht. En nu ben ik alweer een half uur afgelost door Koperen Willem. Het gaat lekker zo! Er staat een hoop wind, maar daar hebben wij niet veel last van. Wij hoeven niet veel aan dek te zijn, dus doen wij dat ook maar niet Het is binnen beter dan buiten. We kunnen gelukkig overal binnendoor. Joop vertelde ons, dat als hij niet gauw een tank met dieselolie vindt, we dan over vijf dagen zonder brandstof zitten. En dat is natuurlijk niet zo mooi, want dan zitten we zonder alles wat ons nu zo’n bruin leventje bezorgd.

We hebben ook geen kachel meegenomen, dus dat zou niet best zijn. Want het is al koud buiten en er worden nog koudere tijden voorspeld op de radio met vorst en sneeuw. Maar laten we daar nog maar niet aan denken. Voorlopig liggen wij lekker vlak op het zeetje, maar de "Utrecht" daarentegen beukt er behoorlijk in.

Nu dit moet het dan maar weer zijn voor vandaag. Ik ga nu pitten en ga vanavond weer verder met het gebeuren van vandaag.

13 oktober 1963.

Eindelijk is het zo ver, ik loop nu niet meer achter met het
bijwerken van mijn dagboek. Dus ik hoef nu allen maar bij te houden wat er per dag gebeurd. En natuurlijk het op te schrijven. Om ongeveer twaalf uur mijn kooi uit geklauterd en ben ik gaan helpen in de kombuis. Je moet de gezelligheid toch een beetje op zoeken. Ik heb de tafel gedekt, voor een uitgebreid etentje.

In tussen hebben de jongens weer de hoofdkar uitgegooid. Nu we niet meer mee hoeven te sturen kunnen we met z’n allen lekker gaan eten. We hadden boontjes, met aardappelen en een karbonade en natuurlijk soep vooraf en een sinaasappel toe. Dus het leven aan boord is nog niet zo slecht. Onder het eten kwam Koperen Willem op het idee om de luidsprekers, die hier over al hangen aan te sluiten op de radio Maar op zo’n manier dat op de brug en machinekamer de muziek zou weg vallen als we zouden praten. Jaap die ook elektricien is geweest heeft dat keurig uitgezocht en aangesloten.

Nu hebben we overal muziek, ook in elke hut en blijven zo op de hoogte van het wereld- gebeuren. We kunnen nu ook naar onze favoriete zender luisteren en wel het Piratenschip Veronica, waar we een band mee hebben, omdat die nog al eens een plaatje voor ons draait, als dank omdat we met een nieuwe sleepboot proef gingen varen, altijd even langszij schoten, om een fles jenever en een slof sigaretten aan te reiken waar we dan altijd een dankbaar applaus voor kregen en natuurlijk een verzoekplaatje.

Ook heeft Jaap de kacheltjes overgezet op de kleine kar. Met de kleine kar bedoelen we de hulpmotoren die voor de stroom zorgen. Deze draait nu, dus zolang deze blijft draaien hoeven wij niet meer in de kou zitten.

Op dit moment is het weer best rustig, maar het zal wel niet zo blijven. In deze tijd van het jaar en in deze buurt kunnen we nog wel heel wat slecht weer verwachten. Veel mijlen hebben we de laatste dagen ook niet gemaakt, nog maar 65 mijl. Voor ons is dat niet zo erg, hoe langer we er over doen hoe meer we verdienen, maar we lopen echt niet met dollartekens in onze ogen.

Maar deze reis mag ook niet te lang duren voor een deel van deze bemanning, want zij moet naar de nieuwe sleepboot "Gelderland" en als het goed was geweest, hadden ze daar op 16 oktober moeten zijn. Nu dat zit er voorlopig niet in, want dat is al over 3 dagen. En wij zijn nog wel een poosje onderweg. Volgens ons duurt deze reis minstens nog wel drie weken. Maar we zien wel waar het schip strandt, figuurlijk natuurlijk, want wij houden niet van natte voeten in deze tijd van het jaar. Maar het moet ook weer niet te lang gaan duren, want anders komen we misschien in de problemen met het proviand. En dat is niet te hopen. Wij als runners krijgen altijd het beste eten mee wat er is te krijgen, maar ja als er dingen gebeuren die niet te overzien zijn en houd alles op.

Ik heb dat al eens eerder mee gemaakt met een reis van de "Friesland". Ja, dan wel de oude "Friesland", de latere "Cycloop", van Nigeria naar Amsterdam.

De Friesland was eigenlijk te klein om die zware slipzuiger te verslepen en dan met slecht weer op de kop kwamen we toen ook geen mijl vooruit. Op het laatst aten we een blik mie en een blik spinazie door elkaar gemengd en zonder wat er door.

Ja, we zaten toen met weinig eten aan boord, De hoofdoorzaak was, omdat we zo snel uit Apappa in Nigeria moesten vertrekken in verband met de sterke stroom op de rivier.

We hadden een redelijke hoeveelheid proviand aan boord en dat zouden we samen met rookwaar en de drank later, als de loods van boord zou gaan nog naar ons overgezet worden. Maar toen we in de buurt van de monding van de rivier kwamen, werd het weer steeds slechter en de golven werden steeds groter.

Toen we bij de loodskotter aankwamen, stond er al een aardig hoog zeetje. De loodskotter wou niet meewerken om ons proviand over te zetten, want ze hadden het al moeilijk om de loods over te nemen. Dus vanaf dat moment moesten we het doen met de spullen die we aan boord hadden. De proviand viel in het begin nog wel mee, maar rookwerk en drank was er niet. We hadden alleen de sigaretten en zware shag die we nog in onze bagage hadden en dat was niet zo veel. Maar bij de eerste radio-oproep werd ons beloofd, dat zo gauw als het weer het toeliet, ze de spullen die we nodig hadden, met de sloep zouden komen brengen. Dus dat was dan weer geregeld. Toen begonnen voor ons de problemen. Het barstte hier aan boord, van die hele grote kakkerlakken, wel 5 cm groot. Die vonden onze aardappelen wel lekker. Maar die rot beesten vraten alleen overal een stuk af, en met het warme weer hier onder de Nigeriaanse kust begonnen de aardappelen al gauw te rotten. Dus konden we het hele handeltje al heel gauw over de muur zetten. Dus we zaten al heel snel zonder piepers. En om dat we geen aardappels meer hadden aten we meer brood en andere dingen dus het proviand raakte daardoor veel sneller op als anders. Dus op laatst was er alleen nog mie en spinazie.

Het weer werd eigenlijk niet beter en we geloofden niet meer dat de sloep nog langszij zou komen ook mede omdat we haast geen vaart maakten. We vonden in de machinekamer nog enkele peuken van sigaren, die we fijn sneden en met velletjes papier uit een bijbel, die in de leeskist zat scheurden om er nog een paar sigaretten van te draaien. Dat papier uit die Bijbel was het dunste wat we konden vinden hier aan boord. Het smaakte voor geen meter, maar we rookten toch. Ja, we waren echt verslaaft aan het roken. Met het eten werd het steeds moeilijker. En we waren nog lang niet in Las Palmas.

Dat was de eerste haven die we zouden aandoen, om te gaan bunkeren. Dit was weer eens een reis, waar alles anders ging dan dat het gepland was. Op die reis hadden we een olieman-runner aan boord en wel Henk Damko. Die was toen wij vertrokken, de kok van de Friesland. Maar op deze slipzuiger, "A. A. Raynmond", moest ook de hulpmotor blijven draaien, om er voor te zorgen dat er geen schade werd opgelopen door vocht. Henk had zo'n beetje alles gedaan wat je maar kon bedenken. Hij had de laatste jaren al olieman gevaren op Duitse tankers, dus die moest wel instaat zijn om die kar aan de praat te houden, wat later op de reis niet geheel goed ging en de motor er toch mee op hield en we hem nooit meer aan de praat kregen. De plaats van de kok op de "Friesland" werd ingenomen door Willem Visser, Willem van Moten (in IJmuiden lopen er ook heel wat rond met een bijnaam), die zijn eerste reis als runner bij Wijsmuller deed. Hij had al een mensenleeftijd door gebracht op de grote vaart en nooit gedacht om het eens te proberen op de sleepvaart. Als ras IJmuidenaar en varensgezel, moet je dat toch eens geprobeerd hebben. Ze hebben hen weten over te halen in de kroeg en is nooit meer terug gegaan naar de koopvaardij.

Maar toen het weer wat beter werd, werd de sloep nog niet overboord gezet, want het weer was nog steeds te slecht voor de sloep! Maar aan boord van de sleepboot waren ze op het idee gekomen, om toch wat voor ons te doen. Ze hadden een groot koffieblik gevuld met wat proviand en zware van Nelle. Dat blik hadden ze dicht gesoldeerd. Ze hadden twee reddingsboeien genomen één ervan aan stukken gezaagd, aan een lange lijn geregen de andere boei werd aan het ene eind vast gezet. En het blik werd stevig vast gezet aan de lijn. Dat zouden ze over boord zetten. Wij stonden gespannen aan naar de verrichtingen aan boord van de sleepboot te kijken. Ze gooiden eerst wat lege blikken overboord, om te kijken of ze een beetje langszij de sleep zouden drijven. Toen dat ging, zetten ze de hele handel overboord. Wij hadden voor die tijd lange lijnen gemaakt met dreggen eraan. Die dreggen kwamen uit de reddingsboten, dus deden die ook eens dienst. We gooiden allemaal op het goede moment, dus er zaten genoeg dreggen over de lijn om het hele spul binnen boord te halen. Dat was natuurlijk een klusje van niets.

We hadden nu weer voor een paar dagen wat Hollands eten en genoeg rookwerk tot Las Palmas. Je ziet maar weer dat voor een runner, elke reis weer nieuwe verrassingen in petto heeft.

Maar voorlopig hebben wij vanmiddag nog lekker aan een borreltje gezeten en daarbij een goede pot bier. Ja een hap en een kwak zou ouwe Klaas Veltman gezegd hebben. Klaas was een kroegbaas uit IJmuiden, waar wij vaak kwamen. Maar onder zo’n borreltje kun je lekker bijpraten. Want zo zit je een paar reizen met iemand aan boord, en dan zie je elkaar weer in geen jaren. Dit gebeurde deze keer in de hut bij Piet. Je ziet alles delen we, zelfs de drank. Haast nooit uit een glas, alleen in de kroeg. Meestal meteen uit het blik of uit de fles. Alleen een borreltje ging in een glaasje. En daar moesten we meestal zuinig op zijn, want glas kan gauw breken. Maar hier aan boord waren glazen zat, dus zouden we deze reis wel niet zonder komen te zitten.

We hoeven nog steeds niet mee te sturen, dus hebben wij het wel erg gemakkelijk. We moeten een beetje in de gaten houden of wij wel recht achter de "Utrecht" bleven liggen. En dat is voorlopig alles wat wij te doen hebben. Op deze manier is het leven van een runner wel uit te houden. Wij hebben pas om een uurtje of zeven gegeten. Ik heb de andere jongens maar laten liggen tot etenstijd. Na het eten moesten we weer de grote kar op starten. Dat was nodig om het roer weer eens om te gooien. De "Utrecht" moest koers veranderen. Maar nu liggen we weer mooi recht achter de "Utrecht". Het weer wordt steeds beter Het waait nog wel maar het zeetje is vrij vlak dat heb je hier toch altijd in de Oostzee.

Ik heb nog wat zitten lezen in de Engelse boekjes, die hier nog op alle boekenplankjes stonden. Maar dat Engels lezen dat valt nog niet mee. Ik heb op één zo’n boekenplank een grote doos met pepermuntjes gevonden, dacht ik. Maar toen ik er een aan Piet gaf, zij hij dat het geen pepermunt was, maar Rennies.

Ik had er al een paar op, dus zal ik wel geen maag pijn meer krijgen deze reis. Voortaan eerst maar beter kijken, voor ik wat in mijn mond steek. Rond een uurtje of tien zijn we nog een potje bier gaan drinken. Deze keer bij Jaap in de hut. Intussen hield ik een beetje de "ZUtrecht" in de gaten.

Om elf uur ben ik naar de stuurhut gegaan om nog een beetje naar de "Utrecht" te kijken. Tegen twaalf uur riep de "Utrecht" ons nog even op, om te vragen of alles nog in orde was. En de ouwe gaf ons meteen de juiste tijd door. Alleen ben ik vergeten te vragen, of het nu vrijdag of zaterdag was. Ja, het klinkt misschien raar, maar als runner houdt je de dagen haast niet uit elkaar.

We hebben wel door, dat we deze reis wel wat gaan verdienen, want er zit niet veel vaart in. Het is nu weer middernacht geweest, dus tijd om te stoppen.

14 OKTOBER 1963.

Ja het blijkt al weer zondag te zijn. En wij maar denken dat het pas zaterdag is. Dat houdt wel in, dat de dagen omvliegen. Tot vandaag heb ik me nog geen minuut verveeld. Dat mag ook niet, want als je, je zou gaan vervelen, dan gaat de reis te lang duren en word je maar chagrijnig. En dat met zes man aan boord zou dat gauw tot ruzie leiden. Maar op deze boot is het best uit te houden, al moesten we twee maal de wereld rond, dan was het nog geen probleem. Als er dan maar genoeg eten is. We hebben hier alle luxe die we maar kunnen wensen. Wij hebben nu radio in elke hut en ook de wc’s doen het prima. Op de meeste reizen moeten de runners met hun achterste over de reling hangen.

Ook onze navigatielichten branden elektrisch. Dus hoefden hier ‘s avonds maar een knop om te draaien en alles brandt. Dus geen gehannes met olielampen. Hier is toch wel veel scheepvaart, dus moet je regelmatig de lampen controleren. Maar deze waaien niet uit, en hoef je ze ook niet te vullen. Wat een makkie hè.
Ik ben van morgen om kwart over tien gepord door Piet die vroeg mij of ik een bakkie wou zetten, want hij moest blijven sturen. Ik had best geslapen en voelde me echt fit. Na met Piet een poosje in de stuurhut hebben zitten praten, ben ik naar de kombuis gegaan om daar de voor bereidingen te doen voor het eten. Ik ben maar vast aardappelen gaan schillen. Om twaalf uur kregen wij het bestek, nee geen vorken en lepels, maar het bestek van de juiste plaats bepaling. We hadden nu een run gemaakt van 99 mijl, dus dat was weer een redelijke dag. Maar zo als het er nu uitziet zullen wij dat morgen niet halen, want er staat nu al een hoop wind. Het was een beetje mistig toen ik op wacht kwam, maar het werd al gauw weer glashelder.

Om kwart voor vier werden we opgeroepen, door de "Utrecht" en de ouwe deelde ons mede, dat we zouden inkorten. Inkorten houdt in dat de sleep draad binnen werd gehaald tot wij vlak achter de sleepboot lagen. Wij waren bij de Sont en onder het inkorten moest er één van ons op de bak bij de ankerwinch op wacht staan.

Want als het fout mocht gaan, konden we het anker konden laten vallen. O weer zo’n heerlijk punt. De ankerwinch werkt ook, dus dat is prettig voor ons. Alleen wel een dikke jas aan daar op de bak. Daar is ook radio en telefoon. Koperen Willem is mij komen aflossen om vier uur. Die is naar voren gegaan om op de bak de trossen en staaldraden op te schieten, want dat was nog steeds niet gebeurd. Later is Piet hem gaan helpen. Jaap had intussen de wacht aan het roer en die ben ik weer gaan aflossen. Om halfzeven is Koperen Willem mij weer komen aflossen en kon ik gaan eten. Na het eten heb ik met Willem de olieman, de afwas gedaan. Wij zijn nog even op de brug wezen kijken, maar iedereen was druk aan het werk en voor ons was er niets. Wij waren we overbodig, dus zijn we maar naar beneden gegaan. Ik ben begonnen om dit op te schrijven. Hierna ben ik maar een poosje gaan slapen, want slaap moet je bijhouden. Nu dit was het voor vandaag en als er geen rare dingen gebeuren, dan zijn we er morgen weer.

15 oktober 1963.

Ik moet nog even terugkomen op gisteren. Nadat ik mijn dagboek had bijgewerkt, hebben wij nog een potje bier gedronken bij mij in de hut Jaap liep de wacht. We varen nog steeds in het begin van de Sont. We kregen net bericht over de radio, dat wij morgen rond twee uur voor anker zullen gaan en dat is op de wacht van Piet. Ik loop de wacht na Piet, dus zou ik ook om die tijd mijn kooi uit komen. Om kwart over drie kwam Piet mij porren, het was weer uitgelopen, maar goed dat ik te kooi was gegaan. Ik heb mij meteen extra dik aangekleed en ben naar de bak gegaan. Later kwam Piet er ook bij. Willen, de olieman had het roer overgenomen. Elk moment konden we voor anker gaan. Maar wat er ook gebeurde, het seintje kwam maar niet. En wij stonden maar te verrekken van de kou daar voor op de bak. Op eens ging de telefoon en in mijn haast, het was nog hartstikke donker, struikelde ik over een aan het dek gelast oog. Ik verging van de pijn en Piet maar lachen. Ik kon hem op dat moment wel vervloeken. Maar als hij het was geweest, dan had ik denk ook dubbel gelegen van het lachen.

Eindelijk was het dan zover! De ouwe gaf een stoot op de fluit, en we konden het anker laten vallen. We moesten er vier sluitings voor gooien en dat ging zonder moeite. Nu moesten we nog vlug even het ankerlicht aansteken. Maar wat bleek, alle lichten waren elektrisch maar één lamp was nog op peterolie. Dat was wel raar op deze boot. Wij als runners zijn niet anders gewend, want wij zijn nog nooit zo verwend met zo’n mooie boot, waar alles en alles werkte. Daar kun je als runner alleen maar van dromen. Dus als het straks licht wordt, dan heeft onze elektricien weer een klusje. Het was intussen al weer kwart voor zes geworden. Piet is meteen zijn kooi ingedoken. Die was helemaal verkleumd van de kou. Mijn wacht, was van vier tot acht, dus er was al een groot deel van mijn wacht voorbij. Ik ben meteen een ankerpeiling gaat nemen om vast te leggen dat het anker niet zou krabben. Het was al half negen toen ik Koperen Willem ging porren. Mijn horloge was stil gaan staan bij de val van vannacht. Maar ik heb hem toch weer aan het lopen gekregen. Dus even langer wachtlopen is niet zo erg en een goeie maat kon dan wat langer uitslapen. Nadat Koperen Willem de wacht had overgenomen, was het mijn beurt om te kooi te gaan. Om twaalf uur werd ik gepord om te eten. Na het eten, we aten vandaag kip, heb ik met Willem de afwas gedaan. Ze hadden vanmorgen over de mobilofoon gezegd, dat ze vanmiddag met de sloep langszij zouden komen, want ze wilden voor de zekerheid nog een paar zeekaarten bekijken en meenemen. Tevens moesten we opgeven, wat voor proviand we nog nodig hadden. Dat zouden ze dan meteen meenemen.

Rond een uurtje of twee kwamen ze er aan. Ze zaten met z’n zevenen in de sloep. De eerste stuurman, de 3e machinist, de assistent en matrozen. De stuurman klom meteen aan boord en ging meteen in de kaartenkamer bij ons de zeekaarten uitzoek die hij dacht nodig te hebben. Wij haalden in de tussentijd het proviand aan boord. Bij de controle bleek er geen Tpol bij te zitten en dat gebruiken we erg veel om de boel schoon te maken en natuurlijk af te wassen. De sloep moest toch wachten op de stuurman dus die is even terug gevaren om een blik op te halen.

Intussen had de stuurman de goede kaarten gevonden. Gelukkig net op tijd kwam Koperen Willem er achter, dat ze onze zware shag vergeten waren. Maar nadat ze de stuurman met zijn kaarten terug op sleepboot hadden afgezet, werd ook onze zware shag bezorgd. Er stond voor de sloep evengoed een berg water. Maar daar kunnen de mensen van de sleepvaart ook mee omgaan. Ja, we hebben ons nog om Koperen Willen verbaasd hoe handig hij vanaf de gangway de zware shag,aan boord wist te halen. Naar beneden dat ging nog wel, maar naar boven met een zak blikken zware shag, ging het heel wat moeilijker. Op het laatst heeft hij de zak tussen zijn tanden moeten nemen. En is toen als een aap naar boven geklommen.

Maar stel je dan voor, dat hij verticaal naar beneden hing, en dat met een behoorlijke deining. Het was weer een heerlijke afwisseling, waar we nog lang om gelachen hebben. Ik ben later op de dag op zoek gegaan naar leeswerk. Er waren nog zo veel hutten waar we nog niet geweest waren. Dat leverde me genoeg boeken op. Maar dat zijn natuurlijk wel Engelse boeken. Ik kan redelijk Engels praten maar Engels lezen is weer wat anders. Maar daar zijn stripboeken een hele hulp bij volgens mij is dat de beste manier om zelf Engels te leren lezen. Als je de helft maar kan lezen dan vertellen de plaatjes wel de rest. En als je de tijd hebt zo als wij, is dat best te doen. Ook goed voor onze algemene ontwikkeling.

Na het eten heb ik weer zoals gebruikelijk, afgewassen en daarna weer stug gaan leren Engels te lezen. Ja vervelen dat doen wij ons op deze boot niet. Dit is een reis met veel variatie. Het waait nog steeds stevig, maar het is toch wel wat minder geworden. We hebben om zes uur Hollandse tijd de nieuws berichten en de weervoorspellingen beluisterd en die waren slecht. Het had voor deze tijd van het jaar nog niet zo hard gewaaid, zeiden ze erbij. Het weer werd als maar beter, dus wij zagen het wel zitten. More days more dollars, weet je wel! Ik heb straks de wacht van acht tot twaalf, dus ik heb nog even de tijd om wat te lezen. Toen ik om acht uur op wacht kwam kreeg ik te horen dat we hoogst waarschijnlijk om een uur of tien anker op zouden gaan. Ik ben tot negen uur op de brug gebleven en ben toen naar de kombuis gegaan om chocolademelk te gaan maken (poeroet) Maleis voor chocolademelk zal wel bij de marine vandaan komen. Daar heb ik ook een hoop vreemde namen geleerd. Na wat gekletst te hebben zijn we op de brug gaan zitten, om te wachten of wij al of niet zouden gaan varen.

Om kwart voor tien kregen we bericht dat we alvast de motoren moesten opstarten. Ik hoefde Koperen Willem niet te porren, want die was uit zijn eigen al aan dek gekomen. En ja hoor, even later was het anker op. Het weer was intussen heel erg opgeknapt, en Koperen Willem en ik gingen naar de bak en Willem de olieman ging achter het roer. Zodra de sleepboot het anker er uit had, konden wij het anker op hieuwen. Alles liep lekker vlot en het anker zat zo in zijn kluis. Even borgen en klaar was kees even het ankerlicht uitdraaien en de twee rode lampen weer aan. Het was intussen alweer elf uur. Maar we moesten toen wel weer mee gaan sturen. Maar gelukkig niet zo lang, want om een uur of twaalf bleven we lekker achter de "Utrecht" hangen en konden we het sturen over laten aan de "Utrecht". Ik ben Jaap gaan porren, want die moest de motoren uitzetten. Ik ben daarna naar kooi gegaan om weer lekker te gaan pitten.

16 oktober 1963.

Ik ben niet vroeg mijn kooi uit gekomen. Ik heb een heerlijke lange wacht ter kooi genomen. Piet kwam mij rond elf uur porren met de mededeling dat het weer prachtig was. En dat het zonde was om nog langer op mijn kooi te blijven liggen. Hij had in ieder geval gelijk. Ik stond verbaasd te kijken toen ik aan dek kwam. Na al dat slechte weer wat we tot nu toe hadden gehad, was het nu heel wat anders. Er was een spiegelglad zeetje en het was nog heerlijk warm in het zonnetje. Maar toch moest de stuurmachine weer af, want we lagen weer recht achter de "Utrecht". Vanmorgen om zes uur hadden ze Jaap weer uit zijn kooi gehaald om de motor weer bij te zetten. Dat heeft niet zo lang geduurd, om elf uur konden ze de grote kar weer uitzetten. Het zijn wel een zootje zeikers daar op die sleepboot. Jaap en Willem blijven naar boven en naar beneden rennen om die kar op te starten of af te zetten. Ik hoefde nu niet mee te sturen dus kon ik heel mijn wacht lekker in het zonnetje zitten lezen. De andere jongens hebben van dit mooie weer gebruikt gemaakt om hun was te doen. Ik had er nog geen zin in, maar ik zal het toch ook eens moeten doen. Willem heeft samen met Piet de sleepketting lekker in het vet gezet. Dat zijn nu eenmaal dingen die moeten gebeuren. Dit is voor het schavielen, dat is om het doorslijten van de ketting tegen te gaan. Als er veel vet op zit, dan schaaft de ketting niet af. Als je een lage sleep hebt en de spruit zit het merendeel onder water en je kan er niet bij komen, dan gaat dat slijten erg hard.

Toen ik van wacht af kwam heb ik eerst mijn hele hut opgeruimd. Maar dat helpt niet veel als ze met zo’n allen een pilsje komen drinken. Dan is het zo weer een paardenstal. Maar ik ben blij dat ik dat kan doen, want het lijkt wel een hotelkamer . Deze hut is oorspronkelijk van de 2e machinist geweest. Net toen we zouden gaan eten, gaf de "Utrecht" de R op de fluit, dus even de radio aan. Er werd ons verteld dat de stuurmachine weer bij moest, want we moesten weer mee gaan sturen. Als er nu genoeg olie aan boord was dan kon die grote kar bij blijven staan tenminste. Maar nu moeten we zuinig zijn. Dus elke keer meteen die kar weer af, zo gauw we niet meer mee hoefden te sturen. Na het eten ben ik weer naar mijn hut gegaan en ben lekker op mijn kooi gaan liggen lezen.

Jaap en Piet hebben een poosje gevoetbald in een gang. Ja zoals ik al eerder heb geschreven vervelen doen we ons hier echt niet, er is een recreatiezaal achterop een daar staat onder anderen een tafeltennistafel. Dus we kunnen alle kanten op. Ja zo’n leven krijgen we als runner nooit meer.

Ik hoop dat we dit weer nog een poosje houden, want voor slecht weer kopen we niets. Ik had gehoopt voor mijn verjaardag in Holland te zijn en dan natuurlijk thuis. Maar daar geloof ik niet meer in. Dan had ik maar niet moeten gaan varen. Dan had ik maar koekenbakker moeten worden. Ja dat is al weer over een week.

Ik denk wel dat mijn verloofde het erg zal vinden, want zoveel zien we elkaar nu ook weer niet. Maar zij weet ook dat het zo zou gaan. Want dit is niet de eerste keer en het zal ook wel niet de laatste keer zijn. Ook al is het zo mooi gepland, er komt meestal wel wat tussen. Vooral op de sleepvaart.

Ik had natuurlijk ook op een pakjesboot kunnen gaan varen. Als we net weer richting IJmuiden gaan, met een losse boot, dan krijg je vaak weer een wazig SOS of een MAY DAY. Natuurlijk varen we voor het geld en niet voor ons plezier.

Maar ja, of mijn verloofde er blij mee is, dat is wat anders. Maar het zij zo. Op deze boot is het natuurlijk geen slecht leven. Ik ben blij dat ik voor dit leven heb gekozen, maar een beetje meer gage zou wel welkom zijn. Wij zouden met z’n vijven vanuit Schotland (Glasgow) weer naar huis gaan, alleen Willem de olieman zou weer met het "Utrecht" op station gaan liggen. In en rond het Engelse kanaal.

Ja, dat is voor Wijsmuller een vaste stek. Nu ik ben het zat voor vandaag, en ik stop er mee. Ik duik mijn kooi in, dus welterusten.

17 oktober 1963

Het was voor mij weer vroeg dag. Ik moest om vier uur de wacht weer lopen, tot acht uur. Er stond een flinke bries heel wat anders dan gisteren. Alles om ons heen was grauw van de regen, het zag er dus niet gezellig uit om ons heen. Ik moest mee gaan sturen, maar daar had ik deze keer niet veel aan te doen. Hij bleef uit zijn eigen lekker achter de "Utrecht" liggen. Ik was blij dat het weer daglicht was hoor, want ‘s nachts duurt de wacht zo lang. Ik had een rustige wacht gehad. Er was niets bijzonders gebeurd. Om acht uur ben ik naar beneden
gegaan om koperen Willem te porren, om mijn wacht over te nemen. Maar ik had eigenlijk nog geen slaap, dus het had weinig zin om naar mijn kooi te gaan.

Ik ben maar weer naar de kombuis gegaan en ben begonnen om te proberen een brood te bakken. Ja sommige landrotten denken dat elke dag de bakker langs komt, maar dat is echt niet zo. Je moet wel goed voor je zelf kunnen zorgen. Dat proberen we dan ook. Maar dat lukt natuurlijk niet altijd. Maar wij geven dan niet gauw de moed op.

Het voor mij ook alweer zo lang geleden dat ik een brood gebakken heb dat ik niet precies meer de juiste hoeveelheden korreltjes gist, water en zout weet. Maar we blijven proberen. Tot nu toe heb ik er niet veel van terechtgebracht.
Nu bleek later dat Willem ook had geprobeerd om vannacht een brood te bakken. Bij hem was het dus ook niet gelukt. Hij heeft er de vissen mee gevoerd. Die beesten blijven vast rond onze sleep zwemmen. Om twaalf uur, (‘s middags) gingen we naar de radio luisteren, wel de scheepsradio natuurlijk voor ons dagelijks praatje met de "Utrecht". De marconist kwam met het bestek van de laatste 24 uur. We hadden een beste run gemaakt, wel 106 mijl. Dat was nog niet zo gek in deze omstandigheden. Ik heb het aantal mijlen wat we gisteren gemaakt hadden, vanmorgen pas van de jongens door gekregen.

Gisteren hadden we wel erg hard gelopen. Van ankerop tot ‘s middags twaalf uur hadden wij 65 mijl gemaakt. Als dat zo door gaat dan zijn we er gauw.
Morgen zullen we wel niet zoveel mijl hebben, want we gaan stijf tegen de wind in. Na het eten, ben ik gaan afwassen. Daarna, alle hutten af gelopen om te kijken of er ergens nog tijdschriften liggen. Gelukkig heb ik er nog wat bij elkaar kunnen sprokkelen. Maar ik heb er wel voor alle hutten moeten afstropen en dat zijn er nog al wat. Niet alleen hier in de midscheeps, maar ook achterop. Ze konden heel wat bemanning bergen op deze schuit. Daarna ben ik gaan lezen. Maar mijn ogen werden zwaar en toen ben ik maar snel mijn kooi in gedoken.

Om zes uur kwamen ze me porren om te eten. En na het eten ben ik weer in mijn hut gaan zitten lezen. Er zaten best leuke stukjes bij om te lezen. Het zal niet meer zo lang duren voordat er niets meer te lezen is, of ik moet over stappen, om in het engels te gaan lezen. Het probleem is dat ik me vrij goed met praten in het Engels kan redden, maar Engels lezen dat is heel wat anders. Maar ja ik moet het toch ook eens goed leren. Hier heb ik de kans en dan overdrijf ik niet. Hier aan boord zijn wel voor een jaar boeken! Maar zo lang hoop ik niet aan boord te blijven. Om acht uur ben ik Piet gaan aflossen.

Die was natuurlijk op de brug, want ook om acht uur ‘s avonds houden wij een radiopraatje me de "Utrecht". Maar veel bijzonders hadden ze niet te vertellen.
Ze vroegen of Koperen Willem het lijstje door wilde geven, van wat wij hier aan boord opgenomen hebben aan drank en rookwaren, maar dat lukte niet omdat er veel storing in de mobilofoon zat. Dat gebeurde wel meer met dat rot ding, maar vandaag was het niet zo belangrijk. Je weet maar nooit. Dus morgen maar weer proberen. We konden nog wel ontvangen dat we een aardige snelheid maakten.

We liepen ongeveer vier mijl per uur, dus dat kan er mee door. Het weer was in tussen reuze op geknapt, Op dit moment is het bijna bladstil. Het is nu ook aarde donker, er is geen maan of ster te zien. Ik heb boven in de stuurhut geprobeerd om wat te tekenen, maar daar breng ik ook niets van terecht. Maar je moet je toch een beetje bezig houden om de tijd te verdrijven. Om een uur of acht kwam Jaap nog even boven en hij vroeg aan mij of ik aan Koperen Willem wou vragen om hem om drie uur te porren, want hij wilde zijn geliefde karretje weer eens gaan bezoeken. Wij hebben nu een nadeel, we liggen nogal scheef en dat vinden we niet zo fijn. Maar ook dat is een kwestie van wennen. We weten niet waar het door komt. We hebben beslist geen lekkage, want daar hebben we juist erg op gecontroleerd. We hebben alles nagelopen waar eventueel lekkage zou kunnen optreden. We zullen het maar op de wind houden, ook al staat er bijna geen wind. Keurig op tijd, op klok slag twaalf uur, kwam Koperen Willem mij
aflossen. We hebben nog wat samen zitten praten en ik ben daar na naar mijn eigen hut gegaan. Toen heb ik dit nog even zitten schrijven en ik heb ook nog wat brieven voor het thuisfront geschreven nu ga ik echt stoppen en lekker pitten, want het was voor mij weer een lange dag.

18 oktober 1963.

Ik ben vandaag niet vroeg uit mijn kooi gekomen. Ik ging vannacht ongeveer om één uur naar mijn kooi en ik was er ongeveer om half elf er weer uit. Ik voelde mij gebroken, alles deed me pijn. Ik had pijn in mijn maag en in mijn heupen en rug. Met andere woorden ik voelde mij doodziek.

Ik dacht eerst dat ik in mijn slaap in een of andere rare kronkel had gelegen, maar dat schijnt niet het geval te zijn geweest. Later kreeg ik het er nog koud bij ook en bovendien ook nog hoofdpijn. Dat was dus een hele hoop tegelijk. Het zal wel een klein griepje zijn of zo. Dus maar even een aspro uit de verband kist genomen en dan zal ik wel weer opknappen.

Toen ik vanmorgen uit mijn kooi kwam en naar buiten keek zag ik dat het behoorlijk mistig was. Ik dacht meteen, dat wordt straks weer blazen. Even later was het zo ver. De "Utrecht" gaf de D, dat is twee korte stoten op de fluit. Wij de B, dat zijn drie korte op de fluit.

Nu we kunnen hem uit gebreid testen. Van elf uur tot twaalf uur bleef het mistig, dus konden lekker meeblazen. Ik kwam om twaalf uur op wacht, en toen begon het al aardig op te klaren. Het zicht werd steeds beter. Om twaalf uur kregen we het bestek over de radio, maar deze keer in graden, zoveel minuten oost en zoveel minuten west, nu dat is natuurlijk niets voor ons. Daar snapten wij geen moer van. Ze hadden beter kunnen doorgeven, op welke hoogte we zaten. Wij hebben het niet zo op dat hoge school gedoe, anders hadden we zelf wel naar de zeevaartschool gegaan.

Maar het afgelegde aantal zeemijlen viel nog wel mee. We hadden een run gemaakt van 96 mijl. Dat was zo slecht nog niet. We varen momenteel op een spiegelglad zeetje, dus zullen we morgen wel wat meer mijlen hebben. Koperen Willen kon nu zijn lijstje doorbellen met onze opgenomen drank en rookwaren.

Ze willen zeker onze rekeningen opmaken. Ze hadden deze keer genoeg mee gegeven. Dat bleek, om dat ze alles aan ons hadden mee gegeven waar we om hadden gevraagd. Als deze reis niet te lang duurt, dan houden we nog over. We konden nu de bijbel ook met rust laten en hoefden we daar geen bladzijden uit te scheuren om een shagje te draaien van fijn gesneden sigarenpeuken, die we in de machinekamer hadden gevonden.

Ja, wij waren wel aan roken verslaafd. Dat merk je pas goed, als alles op is en je helemaal niets meer te roken hebt. Deze keer was er van alles over zelfs drank. Er waren jongens bij die niet rookten maar ook niet dronken. Ja, ik heb de pech dat ik van allebei wel houd, ook al is het met mate. Maar een borreltje op zijn tijd kan erg lekker zijn. Mocht iemand denken dat Koperen Willem alleen een bijnaam heeft, dan heeft hij het mis. Ze denken allemaal, dat ik Goofy heet. Omdat er meer mensen bij Wijsmuller varen of werken die Goof heten. Denk maar aan Goof van Gelderen, de machinist.

Ik kreeg die naam, om dat er bij mij Goofy op mijn arm staat. Die heb ik er op laten tatoeëren op een van mijn eerste reizen, toen ik nog op de kustvaarder "Emmy S" voer. Dat heb ik laten doen in Chatham. Het plaatsje aan de Theems, waar Michiel de Ruiter de ketting stuk voer. Je ziet maar weer, we doen ook aan cultuur. Wij bezoeken ook historische plaatsen en niet alleen voor de kroegen.

Toen ik boven de wacht liep kwam Jaap vragen of hij even het dagboek mocht lenen, om te kijken of hij er achter kon komen hoeveel keer hij de motoren had op gestart. Want ook hij moest rapporten inleveren, die hij aan onze kapitein moet verantwoorden. Ja, zo gaat het nu eenmaal. Ook wij vallen onder de controle ook al zijn wij zo vrij als een vogeltje. Je ziet maar weer waar zo’n dagboek al niet goed voor is. Er was vrij veel scheepvaart vandaag om ons heen. Op mijn wacht zijn we gepasseerd door een paar tankers en een passagiersschip.

Er voeren ook nog al veel Deense snikken. Dat zijn kleine visserbootjes. Toen ik nog op de kustvaart zat was het de gewoonte om als we in deze buurt voeren dat we een slof sigaretten en een fles jenever omhoog te houden en dan kwamen ze met volle kracht op ons af, om die te ruilen voor een mand verse vis. Dat was altijd een goeie ruil, want goedkoper kun je niet aan eten komen. Koperen Willen had vanmiddag nog keihard Radio Veronica aan staan. Terwijl de radio van dit schip alleen maar gekraak uitstootte. Wij vinden het Hollandse lied toch maar het mooiste, dan kan je ten minste meezingen. Het was geen prettig weer toen ik wacht liep. Het deed niets anders dan regenen en er stond alleen maar een beetje wind over stuurboord. en daar door slingerde het een beetje over stuurboord. Als het weer slechter wordt, dan zullen we nog wel erger gaan slingeren met deze hoge bak. want we liggen nog al hoog op het water. We hebben ook geen ballast in. Ik ben alle spuigaten wezen openmaken want ze zaten allemaal verstopt. Zelfs het regen water kan niet weg lopen. Je kan niet aan komen zonder laarzen. Ik heb geloof ik wel een ton rommel overboord gegooid. Die Engelsen hadden ook helemaal niets opgeruimd. Ze hebben niets opgeruimd toen ze deze boot verlieten. Ik heb wel drie keer de spuigaten opnieuw moeten openmaken, want na dat ik de meeste rommel overboord had gegooid kwam het losse spul los en verstopte zo weer de boel. Nu kan zelfs al het regenwater weer weg lopen. Ik ben met koperen Willem nog een rondje wezen lopen over het dek en op de bak hebben we de sleepketting nog eens lekker onder de olie gegooid. Ja, ook dat moet gesmeerd blijven.

Wij aan deze kant en de jongens van de "Utrecht" hebben zo hun taken tegen het schavielen van de sleepdraad. Alleen staat er bij hen meestal meer water aan dek dan bij ons. Zij moeten zorgen dat de sleetjes goed blijven glijden op een laag vet en controleren of de stoottouwen nog goed op hun plaats zitten en met zo’n laag dek van de "Utrecht" valt dat niet altijd mee.
Als er veel water over komt, moet je op je sokken lopen, want mocht je wel over boord slaan en je hebt laarzen aan, dan verzuip je zo. Die laarzen lopen vol en trekken je zo naar beneden. Dat willen we natuurlijk niet.

Er schiet mij net weer wat te binnen over die Deense snikken. Ik had het er net over met de jongens, dat we wel een vers visje zouden lusten, want wij zitten toch hier aan boord met een paar IJmuidenaren en die worden toch niet voor niets viskoppen genoemd. Ik vertelde het verhaal van het ruilen van vis voor drank.

Ik vertelde dat als we vis kregen van die Denen en we ze meteen gingen schoonmaken. Ik weet nog dat we die grote zeewolven eerst lieten bijten in een bezemsteel, want de meeste keren waren ze nog springlevend. Ze konden nog best stevig doorbijten. Diepe afdrukken van hun tanden in de steel. Het schoonmaken van die zeewolven was nog niet zo eenvoudig. Maar mijn zwager was niets voor niets op de visserij begonnen, die wist er wel raad mee. Eerst een flinke klap op zijn kop, zodat hij dood was en dan begon het stropen van de huid en dat was niet makkelijk. Want die huid was net zo taai als die van een haai.
Maar daar had mijn zwager Henk een goede manier voor. Wij sloegen de kop van de zeewolf met zijn ogen door een bolderpen, bonden dan stevig de kop vast en sneden dan achter de kieuwen een flinke snee en dan met een zware tang uit de machinekamer begonnen we dan huid van zijn lijf te trekken. Als je het niet op die manier deed, dan had je er erg veel moeite mee.

Toen Koperen Willem en ik aan het dek waren, had ik die Koperen al zo naar die masten zien kijken en ja hoor onder het koffiedrinken kwam hij met het voorstel, om twee laadbomen op te tuigen en werk klaar te maken, zodat als wij binnen zouden lopen al ons materiaal met de laadbomen aan boord van de "Utrecht" konden hijsen. Dat scheelde heel veel werk en werd onze rug gespaard. Ja, als wij eenmaal binnen zijn, maar we zijn nu alweer tien dagen onderweg. Ik weet nu niet hoe we varen, maar dit reisje zou 1500 mijl lang zijn. Als je één zeemijl loopt, dan is dat 0,514 meter per seconde. We zouden al aardig in de richting moeten komen maar dat is het nog lang niet.

Als ik het zo’n beetje op geteld heb, zouden we ongeveer gemiddeld 100 mijl per dag gelopen moeten hebben. Maar ik geloof niet dat het zo is. Vooral niet omdat we tweemaal voor anker zijn gegaan. Ik zal alles straks eens na gaan rekenen. Maar ik denk wel dat er nog een volle week bi komt. Ik heb intussen wel alles even na gebladerd, maar ik kom niet verder dan 602 mijl. Maar dat kan natuurlijk niet We zullen vast wel meer gemaakt hebben, maar ja, ik kan ze niet terug vinden. Het zal wel komen omdat ze niet altijd de mijlen aan ons doorgegeven hebben en in het begin van deze reis hadden we nog niet zo veel interesse voor die dingen. Maar nu het zo lang gaat duren is het weer een ander verhaal.

Als het weer rustig blijft, dan is dat zo om. En wij verdienen toch even goed Fl. 5,60 per dag. Dat is natuurlijk niet zo gek veel, maar op de eerste dagen na hebben we er niet zo gek veel voor hoeven doen. Wij zullen wel meer verdienen dan de matrozen op de "Utrecht". De matrozen op het "Utrecht" zullen wel balen dat het zo langzaam gaat, Want zij moeten het van hun mijlengeld hebben.

Om vier uur vanmiddag ben ik afgelost door Koperen Willem. Ik ben meteen naar mijn hut gegaan om nog wat te gaan lezen. Ik barstte van de kou en ik kon het maar niet warm krijgen. Ik ben toen maar onder de dekens gekropen, en net toen ik het een beetje warm begon te krijgen, kwamen ze me roepen om te eten.
Het eten werd al opgediend dus ik moest nog op schieten ook, al voelde ik me niet zo lekker. Het eten smaakte me nog best, al had ik niet zo veel trek.
Het was deze keer weer eens echte Hollandse kost en dat wil altijd wel. En omdat ik mij niet zo lekker voelde en toch bleef om te eten, werd ik wel in de maling genomen. Dat gebeurt toch wel, we komen altijd wel een keer aan de beurt.
Na het eten hebben Willem en ik afgewassen. Daarna weer snel naar mijn hut gegaan. Eerst wou ik nog wat gaan lezen, maar ik kreeg het weer zo koud dat ik er nog een deken bij heb gepakt. Ik had in tussen ook barstende hoofdpijn gekregen. Omdat ik toch geen zin meer in lezen had, ben gaan slapen. Ik had het van voren warm en een ijskoude rug. Het duurde een heel tijdje voor ik het warm kreeg en in slaap viel. Ik heb daarna in een ruk door geslapen tot vier uur. Ik heb dit dan ook op mijn wacht geschreven maar dit is dan ook voorlopig het laatste, gegroet.

19 Oktober 1963.

Nu en nieuwe dag en ik ga nu weer verder met dit boek bij te werken. Ik heb nu alweer de wacht. Het is meestal rustig, dus kan ik met een gerust hart gaan schrijven. Er was niet veel te doen, dus ben ik maar begonnen. We liggen weer mooi recht achter de "Utrecht". Ik hoef niet mee te sturen. ik hoef ook niet de hele tijd boven op de brug te blijven. Toen ik vanmorgen om vier uur op wacht kwam, was het nog steeds mooi weer. Er kwam een beetje wind van stuurboord in, dus dat valt best mee. Vanmorgen ben ik ook niet de hele wacht boven geweest. Ik heb toen onder mijn wacht het vorige hoofdstuk geschreven. Ik heb wat zitten lezen en ik heb alweer getracht een broodje te bakken. En ook deze keer, is het me niet gelukt.

Ik ben er een paar uur mee zoet geweest, maar weer niks hoor. Wat er nu weer aan mankeerde weet ik het echt niet. Het deeg zag er goed uit, maar het wil maar niet rijzen. Nu hoeven dus niet eens het oventje te gebruiken, dat standaard in de runnerskist zit. Daar zijn we in principe wel blij mee, want dat zijn ook ondingen om brood mee te bakken. Het zijn platte metalen dozen met gleuven in de bodem. Daar konden twee brood blikken in dan op het twee pits gasstel en maar afwachten of het wat werd. Maar daarmee was ook te leven. Je moest met die dingen ook leren omgaan. Maar mooi werden ze nooit. Ze kwamen ook nooit boven het blik uit, dus moest je altijd zorgen dat het deeg erg luchtig was, anders kon je ze als bakstenen gebruiken. Maar ik ben nog steeds niet zo ver op deze reis, dat ik er wat knap's van gemaakt heb. Maar ik blijf het proberen, want eens zal het lukken. We zullen nog wel meer reizen maken waar we zelf brood moeten bakken. Ik loop overmorgen dezelfde wacht als vandaag, dan heb ik mooi de tijd om het weer te proberen. Er is dan geen mens om me heen en kan ik rustiger werken aan zo’n rot brood. Ik heb vanmorgen nog een wasje gedaan mijn ondergoed was aan de beurt. En het ziet er meteen weer beter uit. Om acht uur heb ik Koperen Willem gepord. Ik ben daar na nog een poosje in de kombuis aan het rommelen geweest. Ik heb nog getracht, om pap te maken, maar dat is ook op een puinhoop uitgelopen. Je merkt wel dat ik niet voor kok in de wieg gelegd ben. Maar ik heb al op vele reisjes moeten koken en dan ging het wel. Het lijkt nu wel dat het me niet gegund is om wat knaps op tafel te zetten, maar we gaan niet huilen hoor. Ik zal wel ergens anders in uitblinken.
Ik ben toen maar aardappelen gaan schillen en dat gaat mij stukken beter af. Ja, dat kan ik zelfs heel snel. Daar hebben anderen weer een hekel aan, maar ik vind dat geen rot werkje. Om een uurtje of negen, kwamen Willem en Joop uit hun kooien en Willem heeft voor ons een eitje gebakken. We hebben met z’n allen nog een bakkie gedaan Joop is toen de vetloods in gedoken, en Willem is in de kombuis begonnen om het eten klaar te maken. Ik ben naar mijn hut gegaan, om nog wat te gaan lezen, maar dat begon me ook al gauw te vervelen.

Ik ben maar naar de kombuis gegaan om Willem te helpen met het eten. Dat kwam mooi uit, want Willem was zich net aan het afvragen, wat voor groente hij voor het middageten zou gaan klaar maken. We hebben toen maar voor spruitjes gekozen. Intussen ging de tijd gewoon door en het was zo weer twaalf uur. Koperen Willem is toen even naar boven gegaan om naar de radio te luisteren. We hadden een run gemaakt van 122 zeemijlen, dus we varen steeds sneller. Ook gaf die ouwe door dat de jongens die naar de "Gelderland" moesten ruim op tijd in Holland zouden zijn. Maar of we nog verlofdagen konden opnemen voor we weer de reis op moesten dat zei hij er niet bij. Als we toch meteen de reis op moeten, dan hoop ik maar dat we meteen met een sleep gaan.

Er moet wel geld verdiend worden, want als runner op een losse boot verdien ik natuurlijk niet veel. Als ik over een poosje wil gaan trouwen, moet je toch een paar centjes achter de hand hebben. Van deze reis zullen wij ook wel wat overhouden denk ik. We hebben nog niets uit kunnen geven en als wij uit Schotland naar huis moeten, is dat toch op kosten van Wijsmuller. We hebben dit uitgebreid besproken. Toen hoorden we ook nog dat wij niet boven Schotland langs gingen, maar door het Engelse kanaal en dat zou dan 2100 mijl zijn. Dat had die ouwe gisteren voor de radio gezegd en daar wist ik nog niets van. Jaap had dat nog niet verteld, want die was vanaf zijn wacht meteen zijn kooi ingedoken.
Dus dat weten we nu ook weer. Daarna ben ik maar naar mij kooi gegaan. Ik had nog geen slaap, dus heb ik eerst nog een poosje liggen lezen voor ik ben gaan slapen. Joop en Jaap zijn toen gaan tafeltennissen. Om vijf uur kwamen ze me weer porren .We hebben eerst nog tot zes uur bij mij in de hut gezeten, toen was het weer tijd op te gaan eten. Na het eten ben ik weer naar mijn hut gegaan om nog wat te lezen, maar ik werd telkens gestoord. Ze kwamen om de beurt mijn hut binnenlopen om even te buurten.

Om acht uur moest ik weer op wacht. Er hoefde nog steeds niet te worden meegestuurd.

Dus ik had weer een makkie. Eerst heb ik mijn wasgoed gewassen, het eerst mijn werkgoed want daar was ik bijna door heen. Daarna ben ik nog even bij Koperen Willem gaan buurten.
Na dat ik bij Koperen Willem weg ben gegaan ben ik nog even op de brug gaan kijken en daar na bij Piet in zijn hut nog een borreltje gaan drinken. Later kwam ook Joop voor een borrel. Om elf uur ben ik een bakkie koffie gaan zetten en ben weer naar de brug gegaan. Alles zag er goed uit, er stond niet veel wind, dus het was op de buitenbrug ook lekker om even naar de schepen te kijken die ons passeerde. Ja,als sleep word je natuurlijk veel gepasseerd. Als ze maar niet te dichtbij komen. Overdag voeren wij twee zwarte ballen en in het donker twee rode lampen onder elkaar in de mast. Er is hier alweer veel scheepvaart meestal blijven die uit de routes. Je kan zien dat we weer in de bewoonde wereld komen. Toen ik weer beneden kwam, liep ik de olieman tegen het lijf. Die had al een paar uur op zijn kooi gelegen, maar kon niet in slaap komen. Ik zei tegen hem dat als hij een paar borrels zou nemen hij dan van zelf wel slaap zou krijgen. We zijn toen maar naar mijn hut gegaan, en hebben nog maar een borreltje ingeschonken. De tijd vloog voorbij het was zo weer kwart voor twaalf en weer tijd om aan Koperen Willem de wacht over te geven. Ik ben eerst nog even op de brug gaan kijken of alles naar wens ging en daar kwam Koperen Willem al aan om de wacht over te nemen. Ik ben weer terug gegaan naar mijn hut, om met Jaap verder te borrelen. Even later kwam Koperen Willem er ook bij zitten. Hij had twee broodjes mee genomen, die hij gebakken had. De broodjes zagen er beter uit, dan die ik gebakken had. Ze waren wel niet prefect, maar wel zo goed, dat de olieman maar meteen een half brood heeft opgegeten. Dus tot nu toe de beste. Nog een uurtje zitten kletsen en toen werd het tijd, om een paar uurtjes te gaan pitten, dus zocht ieder zijn kooi op.

20 Oktober 1963.

Ik heb vannacht slecht geslapen, hoe het komt weet ik niet Ik had toch een lekker borreltje gehad en je zou zeggen, dat je dan lekker zou slapen. Ik weet niet waar het precies aan lag. Het zal wel komen, om dat ik de laatste dagen al zo veel geslapen heb. Het was half negen, toen ik naar de wc. ging en net mijn kooi weer was ingedoken, toen piet aan mijn patrijspoort kwam schreeuwen dat de sleepboot "Groningen" langszij zou komen. Toen had ik natuurlijk helemaal geen slaap meer en had ook geen zin meer om in mijn kooi te blijven. Want anders hadden ze me er wel uitgeroepen. Teun Hoek was de schipper van de "Groningen". We werden meteen door de kapitein van het "Groningen" opgeroepen over de radio. Ze vertelden ons, dat ze aan ons vast zouden maken en mee zouden slepen tot door het Engelse kanaal. Ik weet niet meer wie wat riep, maar het kwam er dan op neer, dat als er met twee boten gesleept zou worden dat er dan door ons minder verdiend zou worden. Dat wilden wij dat eigenlijk niet. Hadden ze dat eerder verteld, dan hadden we vast wat voorbereidingen kunnen doen.
Maar de "Groningen" was in de buurt en op het kantoor in IJmuiden waren ze op het idee gekomen dat de "Groningen" ons best een stukje op weg kon helpen.

Met het verzoek meteen maar aan de klus te beginnen. Er stond ons dus een hoop werk te wachten. Joop ging als de bliksem zijn kar opstarten in de machinekamer, zodat alle winches konden draaien. We moesten eerst het anker uitsluiten, want als ervaren slepers doen we het  sleepklaar maken natuurlijk op de allerbeste manier. We lieten het anker eerst een klein eindje zakken en van bovenaf, over de reling hangend, een staaldraad met lus om het anker heen gooien. Dat na een paar keer lukte. De staaldraad op de winches en de ankerketting langzaam laten vieren en gelijktijdig de staaldraad met anker over stuurboord tegen de verschansing aan hijsen. Daarna hebben wij het anker heel goed vast gesjord. Dat moet natuurlijk wel want we mogen dat zware ding natuurlijk niet kwijt raken, want je weet maar nooit of we hem nog nodig hebben. Het was een zware klus, zo hangend over de verschansing. Je had weinig houvast. Maar alles ging goed en toch snel.

Gelukkig waren er voldoende staaldraden aan boord, dus het vast zetten leverde geen moeilijkheden op. Toen met veel moeite het anker uitgesloten en hier moest je ook weer half buitenboord hangen om de sluiting waar het anker mee aan de ketting vast zat, los te krijgen. Maar wij hebben natuurlijk vaker met zo’n bijltje gehakt. Ja, elke klus is natuurlijk anders, maar het principe blijft gelijk. Toen we het anker los van de ketting hadden en het anker goed vast was gezet, hieuwden we de tamp van de ketting binnenboord. Op die manier konden we later de voorloper makkelijker in sluiten, als de sleepboot er aan zou komen. We hebben daarna de ketting tot de eerste schakel uitgehieuwd dat is ongeveer een vaam (1.88 m), tot vlak voor het kluisgat. Toen konden wij de ankerketting benaaien, dat is het vastzetten van de ketting met staal draden. We deden dat op diverse bolders, zodat de krachten verdeeld zouden worden. Nog een dikke as door de kettingschalm die voor het kluisgat zat en de ketting even iets laten vieren zodat die as tegen het kluisgat zat. Toen alles flink vast gezet. In het begin hadden we nog wat meningsverschil, maar het is gegaan zoals ik het nu op schrijf. En naar ieders tevredenheid. Het was al met al snel toch heel snel gegaan.

Achteraf hadden we in Stockholm het insluiten bij de "Utrecht" hetzelfde moeten doen, maar ja dat is napraten. Dan hebben we in Glasgow ook heel wat minder werk. Ja, als je alles van tevoren weet dan heb je aan een dubbeltje genoeg. Op dat moment, had onze mobilofoon nog al veel nukken. Dat kunnen we nu eigenlijk niet gebruiken. De "Groningen" heeft toen eerst een marconist over gezet. Die kan er makkelijk een missen, die heeft er toch drie als ze op station liggen. Die marconist moet proberen onze mobilofoon te repareren. Het viel niet mee om de "Groningen", langszij te laten komen bij zo’n grote boot, maar een beetje schipper lukt dat wel. Je moet natuurlijk heel voorzichtig zijn om een mannetje over te zetten, want veiligheid boven alles. Tevens kregen we een sleepsluiting overgezet. Die hebben we meteen naar voren op de bak gebracht en in gesloten op de tamp van de ketting, maar door een fout van de mensen op de "Groningen" hebben we het voor niets gedaan. Er zaten niet veel bekende op de "Groningen" de meeste hadden we nog nooit gezien, maar dat komt vaker voor. Soms heb je een jaar met iemand op een boot gezeten en dan zie je hem zo in een paar jaar niet meer, of helemaal nooit meer. Maar er komen wel iedere keer nieuwe mensen bij. Ik ben blij dat we op deze reis met allemaal oude bekenden aan boord zitten, dan weet je alle nukken van je maatjes. Dit is een beste ploeg die we nu hebben en dat voorkomt ruzie, want het kan soms erg saai zijn op een lange sleepreis.

Intussen is de marconist aan het sleutelen geweest aan de mobilofoon, maar ook hem is het niet gegund om dat ding goed te laten werken. Wij hadden verwacht dat de "Groningen" nog zou vastmaken voor het eten, maar er gebeurde niets.

In afwachting, zijn we maar een borreltje gaan doen. Later kregen wij bericht dat we maar eerst moesten gaan eten, daarna zou de "Groningen" komen om vast te maken. Willem (de olieman) had het eten al zo’n beetje klaar, het duurde dan ook niet lang, voor we konden gaan schaften. De marconist bleef nog aan boord, dus die bleef ook mee eten. Hij zou pas vlak voor ze vast zouden maken overstappen. We kregen weer een lekker prakkie voorgeschoteld. Ze bleven opscheppen, er werd bijna gevochten om de laatste aardappels. Dat was een goed teken voor de goede kookkunst van Willem. Hij kan gelukkig goed koken en daar zijn we erg blij mee.
Na het eten hebben wij de "Groningen" op geroepen, dat wij klaar waren om vast te maken. maar we kregen te horen, dat ze pas om drie uur zouden komen vast maken. Wij vonden dat niet eens zo erg. We hadden de radio op Veronica staan en die had hartstikke leuke plaatjes. Ook het plaatje over Brigitte Bardot.
Dat was net een tophit toen ik in dienst zat. Wij vonden het wel prettig om er naar te luisteren. Intussen was de wind weer komen opzetten. daarna zij de jongens naar achteren gegaan op te tafeltennissen. Piet en Jaap zijn nog tot drie uur in de gangen aan het voetballen geweest. Koperen Willem en de marconist waren nog boven op de brug om die spreeuwenkast te bezichtig. Ik heb de tijd gekort met wat in mijn hut te rommelen. Door het gerommel aan die mobilofoon, hebben toch het aantal mijlen door gekregen dat wij het afgelopen etmaal hebben gelopen. Het was toch weer boven de honderd en wel 109 mijl. Zolang het boven de honderd uit komt, is het niet slecht. De marconist vertelde ook, dat de "Gelderland" maandag naar Amsterdam zou worden gesleept. Daar zou de "Gelderland" bij Werkspoor verder af gewerkt worden. De "Gelderland", en trouwens alle nieuwe boten, hebben Werkspoor motoren. Wij zullen dus heus wel op tijd komen, om weer met die boot de reis op te gaan.

Nu kunnen wij weer met een gerust hart gaan slapen. Ik ben natuurlijk eerst nog een paar dagen thuis voor we weer weg gaan. En zo zal mijn verloofde er ook wel over denken. Normaal gesproken hadden wij allang thuis gezeten. Maar ja je weet het nooit als je op de zeesleepvaart zit. Je weet wel wanneer je weg gaat, maar nooit wanneer je weer thuis komt. De hele morgen zit er al een sleep van Smit op gelijke hoogte met ons. Het zijn twee slepers, die samen een middensectie verslepen. Net zoals wij bij Wijsmuller ook versleept hebben.
Het zijn de "Oostzee" en de "Noordzee". Tegen drie uur ben ik naar boven gegaan, en even later kwamen de "Utrecht", en de "Groningen" voor de mobilofoon.
Ze zouden eerst de marconist van boord halen en dan zouden ze klaar zijn om ons vast te maken. Ze kwamen met de sloep langszij en met een flinke sprong van de marconist in de sloep, waren wij gereed om naar voren op de bak te gaan.
De "Groningen" kon zeker niet de eerste keer langszij komen, want hij ging meteen weer rond. Of hij wou eerst uitproberen, of het meteen goed zou gaan. De tweede keer was meteen raak. We kregen een drijflijn, nou drijflijn het leek wel een meertros. Maar goed dat we hem op de winch konden binnenhalen. Dat scheelde ons een hoop werk. Op de winch en hieuwen maar. Teun Hoek had wel geroepen dat we het met de hand moesten doen, want hij was zeker bang dat wij het "Groningen" aan dek zoude hijsen. Ze hadden een lijn van wel een paar honderd meter genomen, zeker wel een hele kuil. Als we dat op de hand hadden moeten doen was dat een hele klus geweest. De drijflijn hadden ze op de splits gestoken en niet er achter zoals wij dat altijd doen. Dus we hielden niet veel slek over.

We hebben daardoor de tamp over de verschansing moeten hijsen. We hadden net de tamp van de ketting binnenboord opgehangen en met bindsels vastgezet, en nu moesten we een deel eerst weer overboord laten zakken, zodat we genoeg speling kregen om hem in te sluiten. Hij moest natuurlijk toch over boord. Het insluiten was toen een fluitje van een cent. Nog even de spie er uitslaan en we konden het hele happie langzaam over boord laten slippen. Bindsel voor bindsel doorsnijdend, tot de ankerketting vrij in zee kon vallen en klaar was kees. Al met al had het hele handeltje niet langer dan een half uurtje geduurd. Dat was zo gek nog niet. De "Groningen" stoomde zijn voorloper uit en ging op lengte liggen. En wij waren weer van alles af.

We hebben eerst nog met z'n allen een bakkie gedaan. Daarna zijn Jaap en Piet nog en uurtje plat gegaan. Onze wacht, dat zijn Koperen Willem en ik, zat er dus weer bijna op. Joop en ik zijn nog een poosje op de brug gebleven. We hadden de mobilofoon bij staan. Zo doende hoorden we het weerbericht dat de "Utrecht" met de "Groningen" doornam. Het weer zou verslechterden, zes tot zeven uit het Westen. Daar zitten we eigenlijk niet om te springen. We liggen weer mooi achter de sleepboten dat is we boffen, want we hoeven nu niet mee te sturen.

Ondertussen gaat het leven hier aan boord gewoon door. Om half zes heb ik Piet en Jaap gepord, want er moet natuurlijk op tijd worden gegeten. Na het eten hebben Willem en ik de afwas gedaan. Jaap is weer gaan slapen, want die moet straks weer op wacht.

Piet en Joop zijn weer naar achteren gegaan om te gaan voetballen in de gangen. En Willem ging zitten knutselen in zijn hut. Om een uurtje of acht, we waren net in de kombuis, toen Koperen Willem naar buiten keek door de patrijspoort.

Hij zag daar de "Utrecht". Die hoorde niet aan bakboord van ons te zitten, maar recht voor onze boeg. Wij weer met een noodgang naar boven naar de brug en zagen toen dat de "Groningen" ook al dwars voor ons lag. Wat er nu precies aan de hand is geweest, dat hebben ze ons nooit verteld, maar het zal wel een blunder van de een of de ander geweest zijn. Even later gaf de "Utrecht" de R op de fluit.
Dat is het sein, dat we de radio aan moeten zetten omdat ze ons wat willen vertellen. Ze hadden niets te vertellen, alleen wilden ze hebben, dat wij dubbele wachten moesten gaan lopen. Maar dat deden we al van af dat de "Groningen" had vast gemaakt. Jaap en Piet hadden de volgende wacht, tot twee uur en daarna moesten wij weer, Koperen Willem en ik. Het was mooi tijd, om maar weer eens onze kooien op te zoeken, want het kon wel eens zo zijn, dat we op korte termijn niet veel slaap meer zouden krijgen.

21 Oktober 1963

Ik was vandaag al weer vroeg op. We waren vannacht om twee uur op wacht gekomen. Nu ik de wacht liep met Koperen Willem, is het een stuk gezelliger. Het weer is intussen weer aardig opgeknapt. Ik ben weer even rond wezen struinen in verschillende hutten en ik heb in een hut een Scrabble spel gevonden. Daar zijn we de hele nacht mee bezig geweest.

Af en toe even het licht uit om rond te kijken. Er was niets bijzonders, maar de wacht vloog zo wel om. Het was zo, voor wij er erg in hadden, weer acht uur. Toen de wacht er op zat ben ik naar mijn kooi gegaan, maar om te zeggen dat ik nu slaap had, nee. Ik heb de radio aangezet en ben lekker naar muziek gaan luisteren. Tegen twaalven ben ik in mijn kooi uitgestapt, om te gaan eten.
Om even over twaalf kregen we het aantal afgelegde mijlen door. We hadden 124 mijl gemaakt sinds gistermiddag vier uur. Het gaat dus wel erg hard. Zo word er door ons niet veel verdiend.
Na het eten ben ik met Piet een spelletje Scrabble gaan spelen. Dat hebben we gespeeld tot half drie, want toen begon op de radio de voetbalwedstrijd Nederland - België. Het was best een spannende wedstrijd en een genot om naar te luisteren. Om kwart over drie gaf de "Utrecht" de R op de fluit, en we kregen te horen, over de radio, dat we weer mee moesten gaan sturen. Dus moesten de motoren weer worden opgestart. We zitten nu precies in de vaarroute en het barst hier van de schepen om ons heen. Piet liep de wacht en die wist niet hoe snel hij de radio op Hilversum moest krijgen om maar naar het voetballen te kunnen luisteren. terwijl hij op de brug stond om mee sturen. Ik nam de wacht van Piet om vier uur over. Het was nu niet meer nodig om dubbele wachten te draaien, dus liep ik weer alleen. Het voetballen was nog steeds aan de gang, maar niet voor lang. Om kwart over vier was de wedstrijd afgelopen. Ik ben toen lekker op mijn gemak in het rond gaan kijken naar al die rondvarende schepen om ons heen. Op de koers die wij liepen voeren een hoop schepen vlak langs ons heen.

Wij hadden nog als tegenligger een sleepboot van Smit, die met een drijvende kraan onderweg was. Het begon te regen en niet zo'n klein beetje ook. Het zicht werd steeds slechter. Ik kon haast niets meer zien door de dikke regendruppels die langs de ramen naar beneden dropen. Ik heb de ramen toen aan de buitenkant ingesmeerd met tabak van oude sigarettenpeuken, maar dat hielp maar even. Ik was drijfnat door al die regen, dus na die ene keer was ik het gauw zat. Het is jammer dat deze boot geen slingerruit heeft, Zo’n ruit draait heel snel en daar door vliegen de druppels van de ruit af.

Mijn eten werd om zes uur bij mij boven op de brug gebracht, want nu ik alleen wacht loop en we nogal in een drukke vaarroute zitten moet er altijd iemand op de brug blijven. Al hebben we dan wel de twee zwarte ballen en twee rode lampen in de mast ten teken dat wij gesleept worden, het blijft toch uit kijken dat ze niet over onze sleepdraad heen varen. Deze keer zijn het wel twee sleepdraden, die ze stuk zouden kunnen varen. We moeten er niet aan denken dat die draden breken. Er staat wel geen storm, maar het is een hoop werk om weer opnieuw vast te maken aan die sleepboten. Toch is het wel eens gebeurd, dat er een schip tussen de sleepboot en de sleep door is gevaren. Hij had de sleepdraad mooi geraakt en trok toen de sleep en de sleepboot naar zich toe. Dat was nog een behoorlijke aanvaring.

De jongens waren weer goed voor mij geweest. Ze hadden nasi gemaakt en soep. Brood was er niet en wie weet hoe lang het nog duurt, voor het weer eens lukt, om een knap brood te bakken. We zitten al weer flink onder de Engelse kust. Door het slechte zicht was het me nog niet opgevallen. Het was dus een stuk sneller gegaan dan wij gedacht hadden. Intussen is het donker geworden en er zijn hier en daar een paar heldere plekken aan de kim.
Nu zie ik ook al de lichtjes van de wal over stuurboord. Om acht uur kwam Koperen Willem mij aflossen. Dan is het natuurlijk ook weer tijd om naar de radio te gaan luisteren, of de sleepboten wat te vertellen hebben. Er was niet veel nieuws voor ons. Alleen dat we voorlopig nog moesten mee sturen, zolang we nog in de vaarroute zaten. Toen ik van wacht kwam ben ik even op bezoek gegaan bij de jongens. Even buurten, maar dat viel tegen. Willem lag te slapen en Jaap lag ook al in zijn kooi, maar die lag te lezen. Piet en Joop sliepen ook al. Het was voor mij dus een uitgemaakte zaak, dat ik ook maar mijn kooi moest gaan.

Ik heb ook eerst een poosje liggen lezen en daarna ook maar gaan slapen, want ik had even goed al een lange dag gemaakt. Vanaf vannacht twee uur, dus ik was eigenlijk wel toe aan een paar uur slaap.

22 oktober 1963

Ik had lekker geslapen, toen ze mij om acht uur kwamen porren om mijn wacht te lopen dus ik kan er voorlopig weer even tegen. Deze keer waren ze al voor achten op de radio geweest. De sleepboot natuurlijk, want de gewone radio staat altijd wel aan. Maar ze hadden niets tegen ons te vertellen en de sleepboten onderling hadden ook niets te vertellen. Ik heb eerst een uurtje op de brug gezeten. Het was vrij goed weer en als ik om me heen keek, zag ik hier en daar een schip in de verte. Ik had weer eens mazzel, want net voor dat ik op wacht kwam hadden ze de motoren weer afgezet en hoefde er niet mee worden gestuurd. We bleven dan ook heel mooi achter de "Utrecht" en de "Groningen" liggen.

Om negen uur ben ik beneden een bakkie gaan doen in de kombuis. Ik was niet alleen, want Joop en Willem zaten reeds aan de koffie. Joop vroeg aan mij of ik hem kon helpen met een plunje zak maken, want ik had er van de week al een gemaakt. En Willem wou er ook wel een, dus terwijl ik Joop hielp heb ik er eentje gemaakt voor Willem. Voor dat soort dingen was er zat materiaal aanwezig. Zeilplaten, garen en naalden en zeilogen, dus het leek hier wel een zeilmakerij. Het is leuk werk om te doen en de tijd vliegt er mee om. Op de sleepvaart word het zeilmaken niet meer of bijna niet meer beoefend. Maar ik had het op de kustvaart goed geleerd van een oude stuurman. Dekkleden repareren en alle mogelijke hoesjes. Ik heb nog eens een reis als runner gemaakt met een oude kabelgast van de koopvaardij. Die oude matrozen en bootslui moesten op zeker moment hun overwerk opnemen als verlof en niet meer in geld. Op die manier zijn er veel matrozen en kabelgasten aan de wal gegaan, maar ook zijn er naar de sleepvaart gegaan. Wij hebben wel haast geen overwerk haast, maar wel run dagen of mijlengeld.

Van hen heb ik geleerd dat je van een oude meelzak een schippers pet kunt maken. Je hebt er echt niet veel voor nodig. Een stuk van een meelzak, een stuk karton, en als je hem waterdicht wilt hebben, verf je hem gewoon wit of zwart. Wij liepen toen allemaal met een witte pet met een zwarte klep op. Na die keer heb ik het nooit meer gedaan, maar je ziet een mens kan erg creatief worden op zo’n lange reis.

En als de reis goed gaat dan heeft een runner het meestal niet zo druk. Peilen, of je geen water maakt en de ketting in het vet houden en daar mee heb je het meeste werk gehad. Maar o wee als er wat fout gaat, dan kan je aan de bak.

Vooral als er klinknagels afbreken, en je moet in de weer met visbouten in een compartiment van een onderlosser. Nu ik kan je vertellen dat het geen pretje is in zo'n benauwde ruimte en het water blijft maar stijgen. Maar we hebben dat allemaal overleeft, dus zijn we dat alweer haast vergeten. En zo is elke reis anders.

Het was zo weer twaalf uur. Het duurde wel erg lang voor dat de "Utrecht" voor de radio kwam, maar toen ze kwamen schrokken we wel een beetje. Zonder stem verheffing vertelden ze ons dat wij een run gemaakt hadden van 152 mijl. Dat is nog al wat met zo'n zwaar schip achter hun kont. Ook al staan er twee sleepboten voor, het blijft een snelle run. Als het zo doorgaat, is dit reisje snel achter de rug. Ja, de "Groningen" sleept nog steeds mee en we hebben zo het vermoeden, dat hij mee gaat naar Glasgow. Als dat zo is, dan zullen wij wel met de "Groningen" terug gaan naar Holland.

Maar dat blijft voorlopig nog koffiedik kijken. Dus wij hebben weer genoeg stof om onder het eten te bepraten. Na het eten ben ik weer verder gegaan met het naaien van de plunjebaal. Om ongeveer drie uur was ik klaar met het naaien van die zak. Ik was best tevreden over mijn naaiwerk. Het was best een knap zakkie geworden.

Om even over drieën kregen we weer het bericht, dat wij moesten mee sturen. Allebei de sleepboten lagen een stukje over stuurboord van ons, maar dat was maar eventjes. Nadat we hem weer recht achter de slepers hadden gelegd, bleef hij weer keurig de boten volgen. Ik heb in de uurtjes die ons nog resten voor het avondeten bij Piet in de hut door gebracht. Om half acht ben ik te kooi gegaan. Ik heb nog liggen lezen tot tien uur en daarna nog twee uurtjes geslapen.

Langer kon natuurlijk niet want, om twaalf uur moest ik weer op wacht. O ja ik ben helemaal vergeten te vertellen, dat Koperen Willem weer brood had gebakken vanavond. Hij kwam vol trots dat brood in mijn hut laten zien. Koperen Willem was zo trots als een aap met zeven staarten. Want deze keer was het hem wel degelijk gelukt om een knap stukje brood uit de oven te toveren. Dus morgen hebben wij weer brood op onze borden. We zullen wel aan hem denken als we alles snel op eten en hij het weer op nieuw mag proberen.

23 oktober 1963.

Ik ben om twaalf uur vannacht op wacht gekomen. Het is een rustige nacht geweest, het was prachtig mooi weer, dus alles loopt naar wens. Ik ben wat Turkse knopen gaan maken, om de tijd te korten. Wij bleven mooi recht achter de "Groningen" en de "Utrecht" liggen. Dus hoefde niet te worden bijgestuurd. Ik hoefde dus ook niet elk moment naar buiten te kijken en kon ik mooi mijn eigen gang gaan.

Om drie uur moest ik Joop porren Want die wou weer even naar zijn geliefde karretje gaan kijken. Ik heb mijn hele wacht gevuld met het maken van knopen.
Om vier uur ben ik Koperen Willem gaan porren het was zijn buurt weer om de wacht over te nemen. We hebben eerst nog samen een bakkie koffie gedronken en ik ben daar na naar mijn hut gegaan. Ik had zo de smaak te pakken van het touw knopen, dat ik er in mijn hut mee door ben gegaan. Ik ben om half zes mijn kooi ingedoken en ik heb geslapen tot elf uur. Ik werd wakker gemaakt door de jongens, die met geweld op de deur van mijn hut stonden te bonken. Ze kwamen me even feliciteren met mijn verjaardag. Wel een dag te laat, maar toch erg leuk.

We hebben tot twaalf uur bij mij aan de borrel gezeten en toen was het weer etenstijd. Willem en Piet hebben de afwas gedaan en daar na kwam Piet vragen of ik zin had om met hem en Koperen Willem de trossen op het achterdek te gaan opschieten. Terwijl wij daar druk mee bezig waren ging ons schip in eens zijn eigen koers varen. Hij ging ineens dwars achter de sleepboten liggen. Meteen riep de stuurman ons op. Wij waren al op weg naar de brug en Piet naar de machinekamer. Wij lagen in tussen zwaar over stuurboord, maar toen de stuurmachine weer liep, hadden we hem weer snel achter de twee sleepboten.

De "Utrecht" had meteen het aantal afgelegde mijlen door gegeven. Het was deze keer 165 mijl. De wind zit nu pal achter ons, dus het zal nu wel veel harder gaan met zo'n straf windje op de kont. Voor de rest had de "Utrecht" niet veel te vertellen. We hebben ons werk daar op dat achterdek nog even af gemaakt en zijn toen af genokt.

Ik ben tot vier uur in mijn hut bezig geweest met van alles en nog wat. Om vier uur kwam Piet mij roepen voor mijn wacht. Ik ben meteen naar boven gegaan, naar de stuurhut. We lagen nog steeds heel netjes achter de sleepboten. We slingerden wel een beetje, maar dat is voor ons natuurlijk gewoon. Daarom lopen wij ook altijd met onze voeten naar buiten, om stevig op onze voeten te blijven staan. Dat is het verschil met de schippers op de binnenvaart, die lopen juist met hun voeten naar binnen, omdat bij binnenvaartschepen het gangboord erg smal is. Ik had niets te doen in de buurt van de brug en daar baalde ik wel van. Ik ben toen maar op zoek gegaan naar een kluitje touw. En gelukkig was daaraan geen gebrek, aan boord. Ik ben maar begonnen om een paar hieuwlijnen te maken. Dat is altijd makkelijk straks bij het binnen lopen.
Er was er geen een, niet voorop de bak en ook niet op het achterdek. Het kluitje touw dat ik gevonden had, was dikker dan wat we normaal gebruiken voor een hieuwlijn. Maar dat is voor mij geen probleem alleen wordt hierdoor de Turkse knoop wat groter. Het wordt wel uitkijken straks met het gooien, dat niemand die Turkse knoop tegen zijn eikel krijgt, Want als de knoop klaar is, hangen we hem in een pot menie, dan wordt hij lekker zwaar en dan kan je er lekker ver mee gooien. Toen ik er één af had, ben ik naar de kombuis gegaan om nog wat bij te praten en tevens te helpen bij het klaarmaken van het eten.

Na het eten, een rondje over het dek gemaakt. Er lagen een hoop dode vogels aan dek. Die zijn zeker dood gegaan door gebrek aan zoetwater. Er staan hier en daar wel een paar plassen aan dek, maar dat was zeker te laat voor ze. Toen ik ze over boord wilde gooien, zag ik dat hun ogen uit gepikt waren. Ja, van je soortgenoten moet je het maar hebben. Toen ik op het dek aan het scharrelen was kreeg ik het ineens koud, maar dat klopte ook wel. Het begon heel snel mistig te worden en in een ommezien was het potdicht. Je kon de sleepboten niet meer zien. Toen het donker begon te worden, konden we weer vaag de sleeplichten van de "Utrecht" en de "Groningen" zien door de mist.

Om een uurtje of zeven gaf de kapitein van de sleepboot "Utrecht" de R op zijn fluit. Wij vermoedden al dat hij zou vragen lucht op onze fluit te zetten, om mee te gaan blazen, als de mist nog erger zou worden. Voor de rest wist hij niets nieuws te vertellen. Alleen zei hij dat hij over twee dagen hoopte binnen te varen. Dat was alles wat hij te vertellen had. Het was daardoor zo weer acht uur en kon ik mijn wacht weer over geven aan Koperen Willem. We hebben nog een poosje bij Joop in de hut zitten praten. Om negen uur ben ik naar beneden gegaan, naar mijn eigen hut. Even later kwam Piet nog even buurten. Samen nog even een borreltje gepakt en daarna is hij zijn kooi ingedoken en ik ben toen ook maar te kooi gegaan.

Om elf uur kwam de kapitein van de "Utrecht" weer voor de radio, om te vertellen dat de "Groningen" los zou gaan gooien, maar dat ze het weerbericht nog even afwachten. Wij maakten momenteel 155 mijl per dag. Ja, dat is niet gek, al is het met twee sleepboten. We lopen op dit moment acht en een halve mijl, dus het gaat steeds sneller. Als het zo door gaat dan zullen we vast wel binnen die twee dagen binnen lopen. Als ze maar gauw de "Groningen" los gaan gooien, dan weten we zeker dat we met de trein naar huis gaan.
Wij willen ook weleens als passagiers reizen. Ik denk dat we met de trein naar huis gaan, dat we dan even goed twee dagen onderweg zullen zijn, voor we thuis zijn. Je zit zeker wel een dag in de trein van Glasgow naar Harwich en dan nog met de boot naar Hoek van Holland. Het lijkt ons best gezellig zo met z’n allen op reis in burger.

Maar we zullen dan in ieder geval wel eerder thuis zijn, dan dat we met de "Groningen" mee moeten varen. We zullen maar afwachten, wat ze op kantoor voor ons bedacht hebben.

Op de sleepboten laten ze ook niets los, misschien weten ze wel net zo veel als wij, niks dus, maar wij vermoeden dat de kapiteins er wel wat meer van weten. Die mogen ons misschien nog niets vertellen. Maar morgen zijn we weer een dag dichter bij de haven en horen we dan wel iets. Het losgooien van de "Groningen" zal morgen wel gaan gebeuren denk ik anders zou hij wel mee gaan naar Glasgow. Hij kan anders net zo goed vast blijven tot voor de haven, anders loont het de moeite niet.

We wachten maar af wat er staat te gebeuren. Het wordt ook langzamerhand tijd om onze eigen spullen bij elkaar te gaan zoeken en vast in te pakken van wat wij niet meer nodig hebben. We hebben nog wel tijd zat, maar klaar is klaar.
We zitten nog steeds goed in onze proviand en dat is nog altijd beter dan zonder. Je kunt beter wat over houden, dan dat je de laatste dagen honger moet lijden. Ja, zo gaat het natuurlijk op elke sleepreis. Je hebt het op de dag van aankomst meestal verschrikkelijk druk en voor al met zo’n groot schip als dit.

We hebben met deze grote schepen natuurlijk ook veel pompen en reservematerialen mee. Ook al werkt alles op deze boot, maar het kan ook wel uitvallen en dan moet alles weer op de oude manier. Want zo gauw de boot vastligt, wordt er meteen begonnen om het materiaal over te zetten op de sleepboot.
Het maakt dan niet uit, of het dag of nacht is. Als de reis erop zit moeten we weer zo snel mogelijk inzetbaar zijn voor een andere reis of nog liever een mooie S.O.S., maar nog liever naar huis. En de sleepketting hebben we ook zo maar niet van boord af. Je hebt ook nog de kans dat we hem langzaam aan boord van de "Utrecht" kunnen laten zakken als ze hem met de kaapstander binnen hieuwen. Maar ook dat horen we vast wel op tijd. Het is heel wat anders als wij de "Groningen" moeten los gooien, inhieuwen en dan uitsluiten en dan langzaam laten vieren, zodat de "Groningen" hem makkelijk kan binnen halen. Maar zover is het nog niet, dus zullen we er maar niet verder op in gaan. Ik vind, dat ik weer genoeg geschreven heb achter elkaar. Ik begin al aardig op een pennenlikker te lijken. Ik stop er dus mee en zie wel wanneer ik weer verder schrijf.

24 Oktober 1963.

Ik ben van morgen gewoon om acht uur op wacht gekomen. Ik moest meteen gaan mee sturen want hij was weer eigenwijs. Maar met mijn ervaring, had ik hem zo weer recht achter de sleepboten. Om negen uur ben ik bij Willem in de kombuis een bakkie gaan doen. Eten doen we ‘s morgens niet, alleen als we ‘s morgens van wacht komen. Dat ben ik niet alleen de meeste eten op dezelfde manier. Tegen tienen kwam Jaap een praatje maken bij mij op de brug. We hebben toen een paar foto’s gemaakt met zijn fototoestel. Later kwam Koperen Willem ook even boven kijken, maar die wil voor geen goud op de foto. Nou, zo knap is hij nou ook weer niet. Maar dat moet natuurlijk een ieder voor zichzelf weten.

Het weer was intussen weer opgeknapt en heel wat beter dan gisteren. Koperen Willem is om half twaalf weer begonnen om te proberen een brood in mekaar te knutselen en dat is weer buitenverwachting gelukt. Het meel is zo goed gaan rijzen, dat de broden zo hoog werden, dat we nu aan één snee brood genoeg hebben. Om twaalf uur werd ik weer af gelost door Koperen Willem. Het is dan tevens tijd om naar de radio te luisteren of de sleepboten nog wat weten.
Toen de "Utrecht" zich melde, was dat maar voor even. Hij zou later nog terug komen op de radio. Hij moest nog het bestek vergelijken met de "Groningen".
Ze hadden een klein foutje in het bestek en ik denk dat ze het zo druk gehad hebben met dat foutje in het bestek, dat ze ons hele maal vergeten hebben.
Dus hebben we de mobilofoon maar bij gezet op het kanaal, waar de twee sleepboten op spraken. Zodoende konden we wat meer te weten komen. Zo vingen we op dat ze een verschil in de aantal afgelegde mijlen hadden.

Volgens de "Utrecht" hadden we 180 mijl gemaakt en volgens de "Groningen" 192 mijl. Dus daar klopt geen klote van, fout of geen fout. Als je uit gaat van de 180 mijl van de "Utrecht", is het een verschrikkelijke snelle run geweest.

Als er altijd zo snel gevaren zou worden, dan schei ik er mee uit om als runner te varen. Dan maar weer als matroos varen, want dan vang je ten minste een hoop mijlengeld. Op deze manier is het niet leuk meer voor een runner. Maar dat het straks veel sneller gaat zit er wel in, nu ze steeds meer van die grote boten laten bouwen. Maar misschien, als ze geen runners meer kunnen krijgen, wordt het geld wat wij per dag verdienen wel wat op geschroefd.

Al met al heeft het lang geduurd om achter het bestek te komen. Toen ik genoeg wist ben ik snel naar beneden gegaan, om het aan de jongens te vertellen. Toen ik beneden kwam waren de jongens al haast klaar met eten, maar ik kreeg natuurlijk geen commentaar. Ze wilden natuurlijk ook wel horen wat er zo alle maal gebeurd was. Maar door al die gein was wel mijn eten koud geworden.
Dus eerst het hele prakkie even opwarmen in de koekenpan. Voortaan ga ik eerst eten en dan pas naar de radio luisteren. Met zulke snelheden is er toch geen aardigheid aan. Nadat ik gegeten had, ben ik nog even boven op de brug Koperen Willem gaan aflossen. Hij was nog niet helemaal klaar met zijn brood en je moet natuurlijk wat over hebben voor het goede doel.

Na een kwartier was hij al weer boven. Daarna ben ik naar mijn hut gegaan om nog een paar uur in mijn kooi door te brengen. Dus snel nog even onder de vette lappen. Ze zijn natuurlijk niet vies, want alleen het beste is goed genoeg voor ons. Maar onder de vette lappen is nu eenmaal zo’n gezegde bij ons. Ik ben als een blok in slaap gevallen. Om vijf uur werd ik weer waker en ben meteen mijn kooi uit gestapt. Langer liggen, zo dicht bij de haven is niet zo leuk je verwacht elk moment dat er iets gaat gebeuren.

Toen ik even in de kombuis ging kijken was er niemand, dus ben ik maar weer naar mijn hut gegaan om nog wat te gaan lezen. Ik had nog geen bladzijde gelezen, of ik werd geroepen omdat de "Groningen" los wou gaan gooien. Het is er dus toch van gekomen. Joop ging snel naar de machinekamer en toen de kar een maal liep konden wij aan het grote werk beginnen. We moesten natuurlijk eerst de benaaidraden los gooien. Dat was nog al goed gedaan met veel staaldraden.
Het los maken ging erg snel. Toen even de ankerketting één schalm op hieuwen, daarna konden wij de stalen as uit de schalm trekken. Die as hadden wij als extra borg door de schalm gedaan, om op de ankerketting te gaan slepen Eigenlijk was al dat benaaien met staaldraden niet nodig geweest. Maar zekerheid voor alles. Toen konden wij de ankerketting met de voorloper binnen hieuwen en toen proberen deze voorloper uit te sluiten. Maar dat lukte niet. Dat kwam om dat ook de "Groningen" zijn sleepdraad aan het inhieuwen was. Daardoor was de trekkracht op de voorloper te sterk.

De drijflijn, die we gebruikten om op de winch slek te krijgen was toch dik zat, maar hij brak telkens weer. We kwamen dus niet verder dan de borg pen er uit te slaan. Toen heeft Koperen Willem maar over de radio gevraagd of ze even zouden kunnen stoppen met het binnen halen van de sleepdraad. Ze gaven over de radio door, dat als ze genoeg in gehieuwd zouden hebben, dat ze een lange stoot op de fluit zouden geven. De "Groningen" bleef voorlopig stug door hieuwen. De lange stoot kwam eigenlijk vrij snel, maar de "Utrecht" bleef gewoon door hieuwen. Wij met onze armen zwaaien, maar daar werd niet op gereageerd. Maar eindelijk werden ze daar ook eens wakker. En toen ze stopten, konden wij vrij snel de bout uit de sluiting slaan. Koperen Willem deed dit met de steel van een voorhamer, de bout vloog er uit, maar de steel bleef vast zitten, die steel hebben we toen maar stuk geslagen. We hebben de sluiting weer op de voorloper in gesloten, en daar na, konden we het hele zootje laten vieren. Op dat moment, kwam Willem de olieman, met een kan met chocolademelk, en mokken, bij ons op de bak.
En dat wou er wel in. We vierden de voorloper over de kop van de ankerwinch maar die liep al snel vast, maar door het gewicht van de voorloper en sleepdraad trok hij zijn eigen weer los. Wij moesten allen goed uit kijken, dat alles vrij liep, dat wij nergens onder getrokken konden worden door de vierende drijflijn.

Even dreigde Koperen Willem in paniek te raken, want zijn hieuwlijn dreigde mee de zee in te gaan. Maar die werd snel af gesneden dus hielen we nog een lang stuk over. Ja wij moeten altijd onze messen bij de hand hebben. En dat zijn echt geen kleine messen. Wij kopen meestal in IJmuiden bij Van Laar de scheepsstore, vis fileermessen en dan maken we er zelf een schede voor. En dan heb je ook een mes in de hand. Want je moet soms wel kracht kunnen zetten.

Maar toen alles over boord lag , en de "Groningen" alles binnen boord gehaald had, gingen we naar de brug om afscheid te nemen, van de "Groningen" en zijn bemanning. Koperen Willem gaf drie stoten op de luchtfluit als afscheid en die werd prompt beantwoord door de "Groningen". Wij zijn daarna begonnen om het anker, wat tegen de verschansing aan was gesjord weer in te sluiten op de anker ketting. En ook dat klusje liep als een trein. Net of we nooit iets anders deden. Toen het anker ingesloten was, konden we het langzaam laten vieren en tegelijk de ketting inhieuwen en de ketting de kettingbak in draaien. Toen het anker weer op zijn plaats zat en de grond stoppers er op en klaar was Kees. Hij is weer klaar om te laten vallen, als dat nodig zou zijn.

Alles ging zo vlot, dat wij er niet veel meer dan een halfuur voor nodig hadden. Intussen had de "Groningen" ook eerst zijn lijntje binnen gehaald. En die kwam nu met een bloedgang op stomen. Koperen Willem stond al klaar bij de luchthoorn. En toen de "Groningen" dwars van ons was, gaf hij drie lange stoten op de fluit. En die dus meteen door Koperen Willem werd beantwoord. Daarna stoomde de "Groningen" op naar de "Utrecht" en voer als een scheermes vlak voor de "Utrecht" lang. Vervolgens kwam hij weer dwars bij ons langs en gaf Koperen Willem nog eens, drie hele langen stoten op de luchthoorn en weer werden ze beantwoord.

Wij hadden niet gedacht, dat de "Groningen" nog voor de derde keer langs zou komen, voor een afscheids groet maar dat was toch gebeurd. Onze mobilofoon, stond nog steeds stand-by, en zo hoorde wij, dat de "Groningen" niet naar Holland zou gaan.

Zij hadden de opdracht gekregen om de Titan te gaan aflossen die op station lag in de Reussous baai. Het was langzamerhand tijd geworden om te gaan eten. En na het eten, hebben we met z’n drieën af gewassen. Willem Piet en ik. Het is nu weer prachtig mooi weer, en we blijven keurig recht achter de "Utrecht" liggen. Na de afwas, ben ik naar mijn hut gegaan, maar al gauw kwam Willem bij mij langs, want hij wou zich bij mij even scheren. In zijn hut was het lampje boven de wastafel stuk. We hebben meteen maar een flinke borrel genomen op de klus die we de laatste uren weer geklaard hadden. En zo zijn we nog gezellig aan het praten geraakt. Later kwam ook Jaap er nog bij zitten.
 
De tijd vloog om. Om tien uur ben ik nog even mijn kooi in gedoken, want ik moet natuurlijk om twaalf uur op wacht, tot vier uur. O ja, ik ben helemaal vergeten op te schrijven dat wij niet met trein naar huis gaan. Om acht uur toen we voor de radio kwamen vertelde de kapitein, dat we met de "Utrecht" mee gingen, naar de Reussous baai. Daar stappen we dan weer over op de "Groningen". Met de "Groningen" gaan we dan naar huis. Dus ons beloofde passagiersreisje gaat weer mooi niet door. Ik was in het begin wel wit heet, maar je verandert er toch niets aan en het zal wel ergens goed voor zijn.

Wij kunnen overmorgen binnenlopen. Dan zal het nog wel een goede vijf of zes dagen duren voor we weer thuis zijn. We zullen maar afwachten.
 
Het is een hele tijd geleden, dat ik mijn dagboek heb bij gehouden. Het is al weer een week geleden dat ik voor het laatst geschreven heb, dus ik probeer het nu in het vervolg bij te houden. Het was zo’n razend drukke tijd, dat we nergens tijd voor hadden. Maar ik ga proberen om alles weer voor de geest te halen, wat er deze week allemaal is gebeurd. Ik was gestopt op 24 oktober, dus we gaan verder met de volgende dag.

25 oktober 1963.

Ik had de wacht van nul tot vier uur. Het was mooi weer en we hadden nog steeds de wind van achteren., dus we gierden best. Na een uurtje ging de wind een beetje draaien en kon ik hem goed op koers houden, daarvoor stuurde ik mij rot. Het bleef op mijn wacht mooi weer en een hoop scheepvaart. Om vier uur kwam Koperen Willem mij aflossen. Ik ben meteen gaan slapen en ben om elf uur mijn kooi uit gestapt. Ik was wakker geworden en kon niet meer in slaap komen.

Om twaalf uur kregen wij het bestek over de radio. We hadden weer een snelle dag achter de rug, 142 mijl hadden wij afgelegd. Dat is toch erg snel en dat alleen door de "Utrecht". Ook werd ons door de kapitein meegedeeld, dat we morgen zouden binnenlopen. Koperen Willem, Jaap en ik zijn na het eten de laadbomen gaan toppen. Eén aan stuurboord en één aan bakboord. Als we nu binnen zouden lopen en de "Utrecht" zou langszij komen konden wij ons materiaal op een makkelijke manier van boord hijsen. In een paar keer moet dat ons lukken.
Wij hebben al een groot net uit het kabelgat gehaald. Daar gaat een hoop in.
Wij lijken al aardig op havenarbeiders. Zoals je ziet is dit een vak met vele mogelijk heden. Je moet van alle markten thuis zijn. Toen alles klaar stond en alles zeevast was gezet, hebben we even trots naar ons werk gekeken., Dat mag toch zeker ook wel eens. Hierna zijn we afgenokt. Ik ben naar mijn hut gegaan om nog het restant van mijn spullen in te pakken op een manier, dat als ik nog wat nodig zou hebben ik het even vlug zou kunnen pakken. Ik weet uit ervaring als je daar mee wacht en je moet het op het laatste moment nog doen je er een grote puinhoop door krijgt.
Je gooit dan alles maar op een hoop in je koffer en plunjezak. Om vier uur kwam Piet mij een seintje geven, dat het weer tijd voor mijn wacht was. Dus jas aan en naar boven naar het stuurhuis. Ik ben ook daar begonnen met de rommel een beetje op te ruimen. Want je wilt het natuurlijk een beetje netjes achter laten, ook al wordt dit schip gesloopt. Ze moeten zien dat wij Hollanders zijn en geen Grieken. We moeten mee blijven sturen, want we blijven behoorlijk gieren. Dat was de reden, dat Willem mijn kuchje op de brug bracht. Ik was nog maar net met het eten begonnen, of de "Utrecht" riep ons op. We hadden alweer harder gelopen dan voorzien was en als er niets tussen zou komen, konden we er vannacht al zijn. We vroegen om een loods, dat is de vlag G. En we zouden al om acht uur bij de loods zijn. Wij zouden ook een loods krijgen, of wij er maar voor konden zorgen dat er een loods ladder buiten boord zou hangen.
 
Ik vertelde de marconist (want die was het die ons op riep) dat we overal voor zouden zorgen. De loods ladder hadden wij bij het verlaten van de Zweedse loods alleen maar binnenboord gehaald en daar zeevast gesjord. Die hoeven we dus alleen maar los te maken en over de verschansing te hangen als het zo ver is.
Ik ben even naar beneden gelopen, naar de messroom, daar zaten de jongens nog lekker te eten. Ze stonden wel raar te kijken, want dat het zo snel zou gaan hadden zij ook niet verwacht. De meeste zijn toen meteen hun bagage gaan inpakken. Maar goed dat ik een vooruitziende blik had en ik dat al gedaan had. Ik ben toen de cargolampen gaan aansluiten. Die hadden we gisteren ook alvast opgehangen, want we wisten toen wel niet of we ze nodig zouden hebben, maar nu kunnen we wel wat licht aan dek gebruiken. Normaal gebruiken wij runners haast nooit extra licht, want meestal moeten wij het doen met een zaklantaarn en dan moeten we zuinig zijn met de batterijen.

Wij zijn we haast net katten en we kunnen heel goed in het donker zien. Nadat ik de lampen heb aangesloten baadden wij in het licht, het leek wel een passagiersschip. Maar nu kon dat wel en vooral nu het nachtwerk zou worden. Zolang de motoren draaiden moest je het jezelf makkelijk maken.
Wij leken wel een stel piraten met een eigen boot, maar ja we zaten vast aan een draadje. Wij waren al een poosje niet naar de kapper geweest en hadden rode zakdoeken om onze hoofden geknoopt. De meeste hadden ook hun baard laten staan. Die van mij stond nog niet zo lang, maar ook ik was van plan om me niet meer te scheren voor wij naar huis toe zouden gaan. Toen de jongens hun eigen spullen hadden ingepakt gingen ze meteen door, om alles klaar te zetten. De proviand die over was werd in kisten gepakt en vast aan dek gezet. En we begonnen zo veel mogelijk de spullen die we dachten niet meer nodig te hebben in, de runner kisten op te bergen.

En daar mee vloog de tijd om. Dan is het toch lekker met zoveel licht aan. Intussen zaten we al heel dicht onder de kust. Om vijf over acht kwam de loods aan boord. De kapitein had het goed voorspeld. De loods was een geschikte peer en dat is natuurlijk mooi meegenomen, beter dan een chagrijn. Hij had een gewone sleep verwacht, maar toen hij merkte dat alles werkte kreeg hij er echt zin in. Koperen Willem nam het roer van mij over, want het was nu zijn wacht. We hadden de koffiepot mee naar de brug genomen en op een elektrisch plaatje gezet, dus we konden net zo veel koffie drinken als we wilden. Om een uur of elf kwamen we op de plaats aan, waar wij voor anker zouden gaan.

Wij hebben de laatste uurtjes ongeveer vijf mijl gemaakt volgens de loods en daarmee was hij best tevreden. Hij bleef tot het anker er voor lag en ging daar na van boord. Toen de loods van boord was begon voor ons het eigenlijke werk pas. Wij zijn meteen begonnen met het uitsluiten van de sleepketting. Alles ging gelukkig erg vlot, maar aangezien onze sleepketting uit drie stukken bestond, duurde het toch wel even voor de "Utrecht" alles had binnengehaald. Hierna zijn we begonnen om onze runner spullen over te zetten op de "Utrecht".

Met behulp van de laadbomen ging het erg snel. In drie keer werd alles over gezet. Er gebeurde natuurlijk wel wat, twee keer brak een gei en één keer liep een gei vast, maar we konden hem snel los snijden. We kijken nu niet op een stuk touw. Maar even goed hebben wij nog nooit zo snel onze spullen van een sleep af gekregen.

Om ongeveer drie uur waren we klaar. Dat kwam natuurlijk ook, om dat we het hele dek goed verlicht hadden en omdat wij op deze reis, minder spullen hadden meegenomen aan boord dan op andere slepen, omdat hier nog van alles aan boord was. Wij konden nog niet meteen overstappen op de "Utrecht", omdat de afspraak was gemaakt, dat wij de "Wairangi" zelf zouden afleveren aan de sloopwerf.

Er zouden ‘s morgens havensleepboten komen en die zouden ons dan naar de sloopwerf slepen. Wij hebben dus niet al onze bagage overgezet op de "Utrecht", want je weet maar nooit wat er ons nog staat te gebeuren. We zouden met een taxi terug naar de "Utrecht" worden gebracht.

Het broodbakken bleef het grote probleem en het zat me erg dwars dat het bij mij maar niet lukte. Maar ik had in die jaren dat ik runner was al heel wat broden gebakken. En altijd onder veel slechtere condities als nu. Je zou zeggen, dat het met zulke beste spullen en een elektrische oven toch vanzelf moest gaan. Ik bleef er maar aan denken wat ik telkens fout deed. Maar pas aan het einde van deze reis is het me toch gelukt. Wat nu deze keer de oorzaak was dat het wel goed ging kan ik niet vertellen. Maar misschien de onverschilligheid waarmee het gebeurde. Ik was weer na mijn wacht ‘s middags weer de kombuis ingedoken, om het voor de 1000e keer te proberen om een brood te bakken. Water in een kom de korreltjes gist er bij, wat zout en dan het meel. Dan zou je toch zeggen, dat het zou moeten lukken. Alles lekker door elkaar gekneed, maar onder het kneden stootte ik lelijk mijn knokkels met het gevolg, dat er een paar druppels bloed door het deeg gingen, een pleister er op en toen maar weer verder met het kneden van het deeg. Maar goed dat er niemand in de buurt was die het gezien heeft.
Je zag er niks meer van toen ik alles lekker doorgekneed had en er een mooie bal van had gemaakt op het aanrecht, en onder een blauw geruite theedoek toegedekt had om het te laten rijzen, ben ik af genokt. Ik ben ‘s avonds nog wel even wezen kijken en het was is alweer mislukt. Ik had geen zin meer om het nog op te ruimen en ik dacht dat doe ik dan wel vannacht op mijn wacht en ik ben lekker mijn kooi in gedoken. Om twaalf uur ben ik op wacht gegaan, eerst hebben we boven nog wat koffie zitten drinken Piet en ik. En nadat Piet naar zijn kooi is gegaan, ben ik nog een bakkie gaan halen in de kombuis.

Ik had helemaal niet verder gekeken, dan de koffie pot en ben weer naar de brug gegaan. Na enige tijd dacht ik weer aan het brooddeeg. Even een controle rondje gemaakt en toen weer op weg naar de kombuis. Daar stond ik raar te kijken, want van onder mijn theedoek, kwam aan alle kanten het deeg eronderuit. Ik had nog nooit zo veel deeg bij elkaar gezien. Dat was heel wat meer, dan dat ik voor twee bakblikken nodig had. Ik heb twee bakblikken lekker ingesmeerd met boter, toen een laag deeg in de bakblikken, daarna de theedoek er weer over en maar hopen dat het in de blikken ook nog zou gaan reizen. Ik moest weer naar de brug, maar het was een rustige nacht als zo velen.
Er was niet zoveel scheepvaart, maar bootjes kijken heb ik altijd al graag gedaan. En in het donker weet je pas als het schip vlakbij is wat het voor soort schip het is. Maar na een tijd kreeg ik toch de kriebels en ben maar gaan kijken of het deeg nog zijn best had gedaan. En tot mijn verbazing was het brood mooi opgekomen, dat het zo mooi zou zijn gegaan had ik nooit verwacht. Ik was zo blij als een aap met zeven staarten. Ik had bijna ieder een willen wakker maken, maar dat heb ik maar niet gedaan, want ik had wel een mooi paar blikken, vol met goed gerezen deeg. Maar nog steeds geen echt brood. Dus nu heel goed opletten, dat ik de elektrische oven goed ging afstellen en dat is ook voor mij geen dagelijks werk . De twee blikken de oven in en nu maar afwachten. De oven zou automatisch uitgaan als de tijd om was, dus zou het niet fout mogen gaan. Het werd tijd dat ik weer eens naar boven zou gaan en een rondje over dek zou gaan maken.

Dat hoort nu ook eenmaal tot ons werk. Maar broodbakken ook. Achteraf zat ik zo te denken, dat wij wel erg allround moesten zijn om als runner te kunnen varen. Dus ik zal wel nooit de allerbeste worden. Maar wij varen gelukkig nooit alleen en tot nu toe heb ik altijd met hele beste maten gevaren. Mannen waar je op kon bouwen. En dat maakt het varen op de sleepvaart zo uniek.

Het was tegen zessen dat ik Jaap moest gaan porren voor zijn wacht en ik kwam langs de kombuis en rook en het al, de heerlijke geur van vers gebakken brood. Ik nog sneller, naar de hut van Jaap. Vlug gepord en toen in draf naar de kombuis. En ik geloofde mijn eigen ogen niet, toen ik het deurtje van de oven open deed, buiten de heerlijke geur, zag ik bijna alleen maar brood. Het brood was wel twee keer zo hoog geworden dan het broodblik. En zat tegen de boven kant van de oven. Het brood was zo erg gerezen in de oven, dat ze te hoog waren, om ze op de gewone manier uit de oven te halen. Het brood was zo hoog dat ik het niet achter de rand van de oven vandaan kon halen. In tussen was Jaap de kombuis binnen gekomen, voor zijn bakkie koffie. Maar ik was helemaal vergeten koffie te zetten. Maar deze keer werd me dat vergeven. Vlug eerst even koffie zetten en toen geprobeerd om het brood eruit te krijgen. Er zat niets anders op, dan een van de broden boven de rand van het blik af te snijden. En na veel gemartel lukte dat ons. Toen was het evengoed nog een hele klus, om het afgesneden stuk brood de oven uit te krijgen. Maar toen dat eruit was en het blik eruit was, konden we het tweede blik draaien, en er uit halen. Man Man wat was dat een mooi groot brood geworden. Ik denk dat een bakker erg jaloers op zou worden. We hebben het afgesneden stuk in de lengte gelaten en er een paar zeer lange sneden brood van klaar gemaakt. O, wat was dat lekker z’n heerlijk warm broodje. Dus je ziet maar geef nooit de moed op, het lukt altijd wel een keertje. En daarna met een heerlijk gevoel mijn kooi in gedoken. Toen ik later gepord werd, om tussen de middag te eten, werd ik door allemaal gefeliciteerd met het lukken van het brood. Maar of het me ooit weer zou lukken dat is maar weer afwachten.

Om half vier zijn we gaan slapen, op de wacht na. En om dat mijn wacht er bijna op zat hoefde ik deze niet meer te lopen. Om half acht kwam Piet ons porren.
Hij moest van de kapitein van de "Utrecht" door geven, dat de sleepboten er aan kwamen, en dat ze meteen vast zouden maken. Dat vastmaken stelt natuurlijk niets voor, dat is bijna hetzelfde als bij ons in de havendienst. Maar het was loos alarm, want ze konden niet bij ons komen omdat het was laag water was. Dus waren we voor niets gepord. Voor mij was dat niet zo erg, want ik moest toch om acht uur weer op wacht.

De andere jongens zijn toen snel hun kooi weer ingedoken, want ze waren wel wat slaap te kort gekomen. Toen het water wat hoger kwam, kwamen de sleepboten vast langszij, om te wachten op hoog water. De "Utrecht" ging vast naar binnen in de haven van Grainnoch. Het waren twee sleepboten die langszij lagen en ik ben koffie wezen drinken bij hen aan boord.

Ik ben later voor hen alle Engelse boeken, die wij nog aan boord hadden en dat waren er nogal wat, gaan halen en daar ze waren er erg blij mee. Ze vroegen nog aan mij, hoe het kwam dat ik zo goed Engels kon praten en zelfs Engels kon lezen.

Dat konden ze volgens mij zelf niet zo best, het was maar een raar soort Engels wat ze brabbelden. Ik heb ze natuurlijk niet verteld dat ik zelf ook moeite had met die Engelse boeken. Om een uur of twaalf was een ieder weer uit zijn kooi.
Intussen waren er twee mensen van de Engelse douane aan boord gekomen.
Die liepen overal aan boord aardig rond te spitten. Ze vroegen of wij nog wat te eten voor ze hadden, maar daar hadden ze pech mee, want er was niets meer te eten aan boord. Wij hadden voor onszelf een stapel brood klaargemaakt, en de rest van de spullen hadden we al overgezet naar de "Utrecht". Eigenlijk kwamen we al te kort, want wij hadden niet verwacht, dat wij nog zo lang aan boord zouden blijven.

Wij zijn daarom ook nog even aan het zoeken geweest en dat kwam door Jaap want die dacht dat hij nog ergens in een hut op het achterdek blikken had zien staan. En inderdaad daar vonden we nog een paar blikjes gezoete melk. In de kombuis wisten we dat er nog havermout was, dus hebben we op de valreep nog havermoutpap gemaakt.

Tussen de blikken was er één met cacaopoeder, dus we konden ook nog poeroet maken. We hoefden dus geen water te drinken. Om twee uur kwam eindelijk de havenloods aan boord. Er kwam ook een derde haven sleepboot bij. Die zou de achter boot zijn. Piet, Willem en ik gingen naar achteren, de rest naar voren om de andere twee sleepboten vast te gaan maken. En zo begon voor ons het laatste stukje van deze reis. En natuurlijk ook de laatste reis van de "Wairangi".

Om een uur of vier zagen wij de sloopwerf liggen. Er kwamen vier man in een klein bootje om ons te helpen bij het afmeren. Toen wij al een paar draden uit hadden staan, kwamen er nog meer. Maar ik vermoed dat de meeste nog nooit een schip hadden afgemeerd, of het moet een roeiboot geweest zijn. Wij moesten zelf het meeste werk doen en dan kom je er pas goed achter hoe groot deze boot wel niet is. Dat is heel wat anders dan een baggerbak. Toen wij vonden dat de "Wairangi" goed vast lag zijn wij gauw afgenokt. We lagen nog niet vast, of er kwam alweer douane aan boord. Ze wisten niet hoe snel ze aan boord moesten komen. Dit waren mensen van de opleiding van de douane. Wij noemden die de zwarte bende. Die lopen in zwarte overals rond en kruipen echt overal in en onder. Dus vandaar de naam zwarte bende. Je kon wel zien dat ze nog veel moesten leren. Ze bleven maar zoeken. Koperen Willem ging naar z’n hoge pief om te vragen of hij zelf niet mee moest zoeken, dat zat hem niet lekker en koperen Willem maakte het nog erger, door te zeggen dat er niks te vinden zou zijn. Want als er wat te vinden zou zijn geweest, wij het wel gevonden zouden hebben.

Toen werd hij helemaal link en gaf hij de opdracht, om al onze spullen te doorzoeken. Maar dat lieten we lachend toe. Hij kreeg een rode kop en hij liet ons toen, zonder dat ze wat gevonden hadden, vertrekken.

Voor ons zat het er nu ook op. Nu was het nog het wachten op een taxi, maar dat ging niet van zelf. Het schijnt dat je in dit gat niet zo makkelijk aan een taxi kan komen. Want die moest weer heel ergens anders vandaan komen. En toen hij eindelijk kwam, bleek de taxi niet de juiste te zijn, er was er een besteld die zes man plus bagage mee zou kunnen nemen, maar dat ging niet in deze.

Dus moest er nog één bijbesteld worden. Want alles bij elkaar hadden we wel veel spullen en die wilden we wel graag meenemen natuurlijk. Toen eindelijk de tweede taxi was gearriveerd, konden we onze spullen goed verdelen over de twee taxi’s. Het was een rit van ongeveer een uur door het Schotse landschap. Dat was dus weer een leuke ervaring voor ons Hollanders. Het was wel even wennen, dat links rijden. Ik zat naast de chauffeur en ik zag telkens die grote vrachtauto’s op mij af komen. In het begin vond ik dat niet erg prettig.

Maar alles went natuurlijk. Tegen zessen kwamen we bij de "Utrecht" aan. Dat was een hele mooie tijd, want er was op ons gerekend met het eten, dus wij konden meteen aanvallen. Na het eten hebben we nog een poos na zitten praten met de bemanning van de "Utrecht". Daarna zijn we ons heerlijk gaan wassen en douchen. Met al die drukte van de laatste paar dagen was dat er een beetje bij ingeschoten. Ik voelde me meteen weer een stuk op geknapt, toen ik onder de douche vandaan kwam. Daarna ben ik mijn kooi gaan opmaken je slaapt toch maar het lekkerste onder schone lakens. Toen weer naar de messroom om nog even lekker bij te praten. Maar na de koffie gauw onze runner hut op gezocht, om onze kooi in te duiken. We konden best een beetje slaap gebruiken. Nou dat is mij heerlijk gelukt, ik heb goed geslapen.

Ik heb weinig tijd gehad, om verder te schrijven. ik ga nu maar verder met wat er gebeurd is de laatste dagen dat wij aan boord van de "Utrecht" zaten.

De volgende morgen werden wij om half acht gepord, want wij werden gewoon weer ingedeeld bij het dagelijkse gebeuren van de sleepboot "Utrecht". We begonnen om acht uur. Er werd ons op gedragen om de gangen van het schip eens flink uit te soppen, maar er werd bij gezegd, dat we niet te snel moesten werken, want het was zaterdag en dan wordt er voor de dagdienst niet langer dan tot twaalf uur gewerkt.

Want om twaalf uur begint het weekeind voor de mensen die niet in de wacht zijn ingedeeld. Nu wij waren als runners niet nodig om wacht te lopen, dus we konden op ons gemakje de tijd vol maken tot twaalf uur.

Na de koffie, om ongeveer elf uur, zijn wij uit Griennoch vertrokken. We hadden deze nacht alleen maar in Griennoch gelegen omdat de motoren een goeie beurt nodig hadden; dus veel werk voor de machinisten. Als dat niet nodig was geweest, dan waren we vertrokken zo gauw wij aan boord gekomen waren. Nu hadden we er gelukkig een boerennacht aan over gehouden. Toen de trossen los gegooid en op geborgen waren, zat voor ons het werk er op.

De rest van de zaterdag heb ik doorgebracht met het liggen lezen op mijn kooi. Maar in de runners hut slapen we met z’n vieren, dus je hebt altijd wel aanloop en als je wilt slapen, kooigordijntjes dicht en licht uit. Er valt niet veel anders te doen, dus maken we er maar wat van.
Toen ik zondagochtend waker werd en ging eten, hoorde ik pas dat we op een job af stoomden. Daar kwamen we ’s avonds aan. Maar omdat het al bijna donker was hebben wij liggen steken tot maandag morgen. Het was knap weer, dus merkte we eigenlijk niet dat we op zee waren. Maandag morgen om acht uur zijn we voor anker gegaan. Het werd behoorlijk mistig. Wij waren bijna naast het schip voor anker gegaan, maar de mist werd zo dik, dat wij die boot al na een kwartier niet meer zagen.

Het bleek later om een Franse trawler te gaan, die op de Ierse kust was gelopen. Dat zal ook wel met mist gebeurd zijn. Om een uur of tien besloot de kapitein om toch maar te gaan kijken. Het was nog steeds mistig. We hebben de motorsloep buiten gedraaid en laten zakken. De eerste stuurman een machinist en een paar matrozen waren zo vertrokken. De sloep werd meteen opgeslokt, door de mist. Ze kwamen ook zo weer terug, want ze konden het schip niet vinden, in de mist.

We hebben de sloep weer scheeps gehaald. En toen die klus geklaard was, was het weer tijd om te gaan schaften. ‘s Middags was het weer opgeknapt en de mist opgetrokken en de zon begon te schijnen. Toen konden wij het schip zo zien liggen. Hij lag over zijn stuurboordzij en maakte zware slagzij.

‘s Middags om ongeveer vier uur kwamen er een paar mensen aan boord. Die zijn bij de kapitein in de hut gaan praten. Dat zal wel over die schuit gegaan zijn.

Later hoorden wij dat ze hadden gezegd dat het heel moeilijk zou zijn, om het van de rotsen te krijgen. Wij zijn niet meer wezen kijken. Maar we zijn blijven liggen om op orders te wachten van het kantoor in IJmuiden.

En die orders zijn zeker ‘s nachts gekomen, want dinsdagmorgen even voor achten moest de sloep weer overboord. En zo gauw hij in het water lag, zijn ze meteen weer naar dat schip gaan kijken. Het duurde vrij lang voor ze terug kwamen. Maar je moet natuurlijk wel weten, voor je aan z’n job begint of je wat kan verdienen, want anders hoeft het niet.

Ze zullen wel alles nauwkeurig aan het bekeken hebben. Om elf uur waren ze weer terug. De jongens vertelden ons, dat het schip hoogstwaarschijnlijk niet lek was. Ze hadden niets gevonden dat op water wees wat in de ruimen stond door lekkage. De kapitein zou ‘s middags zelf nog eens gaan kijken.

Om twee uur gingen ze weer in de sloep en nu ging de kapitein mee. De kapitein had niet veel tijd nodig, want ze waren zo weer terug. We konden meteen de sloep weer scheeps halen. Toen wisten wij wel genoeg. De kapitein vond het niet de moeite waart om aan die klus te beginnen. Hij moest nog wel even wachten op bericht van het kantoor, wat we moesten doen. Maar we konden even later onze reis vervolgen. Wij moesten opstomen naar Penzance.

En dat was hiervandaan een goede dag varen. Ze hadden niet veel haast denk ik, want er werd maar één motor opgestart, en wij ook niet want we hadden intussen gehoord, dat wij over moesten stappen op de "Groningen" en dat we met de "Groningen" nog een kustreisje moesten maken.