Onderzoekstranding Holland door de Raad voor de Scheepvaart

De Raad voor de Scheepvaart heeft een onderzoek ingesteld en uitspraak gedaan inzake de aanvaring en stranding van de sleepboot "Holland", in de Witte Zee op 5 Oktober 1915 kapitein van de "Holland" is E. De Boer, eigenaar van de "Holland" is het Bureau Wijsmuller te s'Gravenhage.

De kapitein, als eerste getuige gehoord, verklaarde, dat het schip onder Nederlandsche vlag voer, en dat het een certificaat van deugdelijkheid bezat.
Getuige moest het vaartuig naar Archangel brengen en voer te dien einde 15 September van Rotterdam uit.

De reis was voorspoedig totdat het schip begin Oktober in de buurt van Archangel kwam. Het weer was vrij goed. Op 4 October verloor de "Holland" het bakboords anker.

Getuige veronderstelt dat het kwam door de deining die er 's nachts was geweest.

Men bleef toen uitsluitend aangewezen op het stuurboordsanker.

Te 8 uur 's morgens veranderde de wind van N. W. in Z. W. en nam voortdurend in hevigheid toe. Er kon geen volle kracht meer gestoomd worden.
Het schip maakte veel water en de kaartenhut dreigde omver te gaan.
Ten gevolge van minder goed geklonken naden maakte het schip ook door de zijden water.

De zes luiken waren goed gesloten, de pompen bleven steeds bij.
Te halfzes besloot getuige met het vaar tuig terug te keeren. Men kon toen goed sturen.

In vijf vaam water ging de "Holland" voor anker liggen en men liet op plusminus 25 vaam na den geheelen ketting vieren.

Te 7 uur kwam een schoener voor den boeg. Het vaartuig vertoonde geen lichten.
Door er stoom op te houden en hard stuurboordsroer te geven, gelukte het de "Holland" nog juist even uit te wijken, zoodat de schoener achter kwam te liggen.
Men kon elkander niet verstaan.

Getuige vermoedt, dat de ankerkettingen der beide vaartuigen in elkander vast geraakten.

Gedurende twee uur kon men niet los komen. Op de "Holland" werd nog getracht den ketting in te hieuwen, doch dat gelukte niet.

De kust was vanwege de duisternis niet te zien.

Op een gegeven oogenblik stiet de "Holland" met het achterschip tegen den schoener, zij gierde echter weer af.

Het gelukte niet den ketting te kappen, en de schepen hotsten ten tweeden male tegen elkander. Dezen keer bleef de "Holland" vastzitten en kapte men het anker teneinde met den kop op bet strand te komen. Deze poging slaagde.

De schoener raakte los en dreef weg onder het geven van noodseinen.
Men heeft van het schip niets meer gehoord of gezien. De toestand aan boord werd uiterst gevaarlijk en na gehouden scheepsraad besloot men bij het rijzen van het water de "Holland" te verlaten en op het strand te kamperen. Dat is geschied.

Toen men den volgenden morgen aan boord terugkeerde, bleek het houtwerk weggeslagen te zijn en de masten waren losgeraakt. Getuige ging aan wal en telefoneerde naar Archangel om hulp van een sleepboot. Wegens het slechte weer kwam de ze pas na verloop van acht dagen. De wind liep in dien tijd om en het schip kwam nog gevaarlijker te zitten, zoodat de opvarenden vele bange uren beleefden.

Toen den 13 de Oktober eindelijk de sleepboot kwam, brak de motor. De verdere berging werd door de firma Altius beredderd. Getuige begaf zich per sleepboot met zijn bemanning naar Archangel, ten einde meer hulp te halen. Er werden toen verschillende sleepbooten uitgezonden. De "Holland" is ten slotte in Archangel binnengesleept en gedokt. De koelkast bleek ingedrukt en den roersteven was men kwijt. Ook de inventaris bleek teloor te zijn gegaan. De gezagvoerder verklaarde nog, dat men getracht heeft een zware stalen tros uit te brengen, om als anker te gebruiken, dit gelukte echter niet.

De tweede getuige, de 1e machinist P.J. Monthe, verklaarde, dat de machine van de "Holland" uitstekend werkte. Wat het gebeurde betreft, deelde getuige mede dat, toen de "Holland" in 5 vaam water voor anker lag, met den gezagvoerder werd afgesproken, dat de machine voort durend gereed zou blijven om te manoeuvreeren. Getuige bleef achterin tot een matroos hem kwam waarschuwen, dat er een schip in zicht was. De eerste machinist begaf zich toen naar de machinekamer en is daar gebleven tot de kapitein hem zeide, dat het schip op het strand zat. De stokers en de 2e machinist Henen voortdurend naar het dek. Zij waren zeer angstig, aan dek waren ijzeren scharnierende luiken, die een weinig trokken, omdat zij van geslagen ijzer waren. De hoekijzers waren niet gelast, en maakten dus naden. Dientengevolge waren de kolen in de bakboordbunker voortdurend nat.
Het water werd echter door de pompen goed bijgehouden. Getuige achtte de "Holland" volkomen zeewaardig. Toen de 1e machinist in den nacht van de stranding aan dek kwam, was het stormweer. Sneeuw en hagel sloegen hem in 't gezicht 't Was stikdonker en er stond veel branding. De machine heeft tot het einde toe uitstekend gewerkt.

Toen getuige later te Archangel in de machinekamer kwam, was nog alles in orde. alleen zat er zand tusschen de metalen. Het was daar aangespoeld toen de machinekamer vol water was geloopen. Toen men in verband met den zwaren storm terugkeerde, was er nog 10 a 12 ton kolen, een voorraad, voldoende voor plusminus 48 uren, aan boord. De verklaringen van den laatsten getuige den matroos K. Koning, kwamen met die van den gezagvoerder en den eersten machinist overeen.

De Raad is van oordeel, dat de oorzaak van de stranding van de sleepboot "Holland" moet worden toe geschreven aan het feit, dat dit vaartuig, tijdens hevigen storm ten anker liggende, is aangevaren door een ander vaartuig, waarbij het anker van laatstgenoemd vaartuig in de ketting van de "Holland" is gekomen, waardoor de schepen niet vrij van elkander konden komen. De "Holland" is bij het hierop gevolgde gieren aan den grond geraakt en gestrand. Doordat zich in den ankerketting geen sluitings bevonden en men den kettingbak, welke als zoetwater tank gebruikt werd, niet kon bereiken, was men niet in staat de ketting te ontsluiten om zoodoende te trachten voor de zee weg te komen. Door deze gebreken in het grondtakel is, naar 's Raads mening, de stranding mede veroorzaakt.
Een ankerketting behoort van sluitings voorzien te zijn en de Raad nam met instemming kennis van de mededeling der Scheepvaartinspectie dat maatregelen genomen zijn om te voorkomen, dat op sleepbooten de kettingbak tevens als water tank wordt gebruikt.