Location: Home > O-S > Sepiola1964 - 1973 > PortoTores

PortoTores

Gedurende de zomermaanden van 1970 heeft een speciale werkploeg, samengesteld uit personeel van de sleepdienst en van de bergings-dienst gewerkt aan het maken van zes verankeringen voor een zgn. een-punt-meerboei voor grote olietankers op de rede van Porto Torres op Sardinië.

In dit geval was het een eenpunts-meerboei gebouwd door de „I.H.C.-Holland". Tankers die niet in de haven kunnen binnenlopen zijn nu in staat op zee voor de kust hun lading te lossen via aan de boei verbonden pijpleidingen, die de olie naar de raffinaderij leiden. De boei is het enige punt waaraan de tankers afmeren, dit in tegenstelling tot havens met kaden of steigers, waarlangs de oliereuzen met hun gehele lengte liggen afgemeerd.

Hier betrof het een meergelegenheid voor de schepen, die olie aanvoeren voor de raffinaderij van Sardoil op Sardinië, nabij het havenstadje Porto Torres, gunstig gelegen aan de noordkust van het Italiaanse eiland, in de beschutting van de Baai van Asinara. (Ezelsbaai) Sardinië is een eiland, dat steeds meer in trek komt bij toeristen en vakantiegangers.

Het kent nog de rust van een eiland in de Middellandse Zee, ligt 40 graden noord en 9 graden oost, maar heeft als zovele andere gebieden behoefte aan energie en industrie De uitvoer van Sardinië bestaat grotendeels uit landbouwproducten en wat ertsen.

De haven van Porto Torres was niet eenvoudig geschikt te maken voor grote olietankers. Daarom gaf Sardoil opdracht een eigen meergelegenheid te maken op de rede voor het eiland, iets ten westen van Porto Torres.

Wijsmuller kreeg opdracht de boei en alle verdere benodigde materialen naar Sardinië te transporteren en de boei met de verankeringen op de juiste plaats te installeren en aan te sluiten.

Nadat het contract was getekend werd op het kantoor te IJmuiden hard gewerkt aan de voorbereidingen, het maken van de berekeningen, tekeningen, het bestellen van benodigde materialen en nieuwe en nog betere instrumenten.

Pontons beladen met materiaal zouden van diverse punten naar Porto Torres worden gedirigeerd, sleepboten en bergings- en duik-vaartuigen werden klaar gemaakt voor hun taak en de bemanningen ervoor samengesteld.

Aan een werf werden zes verankeringsconstructies gebouwd. De normale wijze van verankering met zware ankers voor de enorme boei, die aan grote krachten zou worden blootgesteld wanneer er tankers aan zouden afmeren. Was door de plaatselijke situatie niet mogelijk. Deze verankeringsconstructies, „jackets" genaamd, hebben de vorm van een taartpunt, een spitse driehoek van stalen buizen en balken met op de einden zware holle pijpen waardoorheen stalen heipalen onderwater de zeebodem moeten worden ingeheid.

De jackets werden verscheept op de werkponton, met een grote hoeveelheid materieel, zoals een kraan, de hei-installatie en heihamer, compressoren voor perslucht, duikmateriaal, decompressie-kamer, winches, onderwater-boorinstallatie, boeien, ankers, draden en kettingen.

Op Malta werden de sleepboten „Junior" en „Cornelis Willem" in gereedheid gebracht evenals de „Sepiola".

De „Hector" werd ingezet voor het verslepen van een ponton vanuit de Nieuwe Waterweg naar Sardinië en de „Cycloop" werd gebruikt voor de aanvoer van een ponton met materiaal uit Taranto in Italië.

10 mei 1970 kon op Sardinië met het werk een aanvang worden gemaakt onder leiding van de Heer N. J. Halfweeg, inspecteur van de bergingsdienst.

De plaats van de boei was nauwkeurig bepaald, de baai en de zeebodem waren hiervoor onderzocht en in kaart gebracht en de positie moest worden uitgezet.

Om de uiterste precisie te bereiken werden seconden-theodolieten en „Laser-beams" gebruikt, op een onderlinge afstand van meer dan twee kilometer, welke de plaatsbepaling van de markeringsboeien tot op centimeters nauwkeurig waarborgden.

In verband met de lengte van de kettingen die aan de eenpunts-meer-boei zouden moeten worden bevestigd en de diepten van de zee ter plaatse waren de toleranties bijzonder gering. Maar met deze moderne plaatsbepalings-instrumenten was men niet afhankelijk van de conventionele middelen tot plaatsbepaling op zee.

Op 17 mei kon de eerste heipaal worden neergelaten vanaf een werkponton in de eerste reeds geplaatste jacket.

Daarna werd de onderwaterheihamer door de kraan aangepikt en op de paal geplaatst met hulp van duikers die in alle fasen van het werk hun aandeel hadden.

Het inheien was echter niet zonder meer mogelijk door de rotsachtige bodem. Voor elke paal moest een gat worden geboord met hydraulische rotsboren, die eveneens werden afgevierd en aangedreven vanaf de ponton.

Nadat alle verankeringen geplaatst waren en de palen op diepte geheid, werden deze vastgelast. Het geheel kreeg maximale houdkracht door het vol te storten met – onderwater hardend - cement en beton.

Nadat de zware kettingen die de eenpunts-meerboei met de jackets moesten verbinden met behulp van winches en zware takels gestrekt waren werden de kettingen aan de boei bevestigd.

Vervolgens werden dubbele slangen van 50 cm diameter bevestigd op het verdeelstuk aan het einde van de leiding over de zeebodem naar de wal. Een stelsel van dubbele slangen, 300 meter lang en 50 cm diameter, voorzien van drijflichamen voor een flexibele ophanging werd uitgebracht.

Deze constructie moet de zwaarste deining kunnen doorstaan zonder schade aan de leidingen te veroorzaken, wanneer de eenpunts-meerboei met zijn 14 meter doorsnede bij stormweer op en neer gaat in de zee. Tenslotte werden ook dikke meertrossen uitgebracht, die door de tankers zullen worden gebruikt, om de kop van het schip aan de boei vast te leggen.

Toen het gehele werk gereed was kon het grootste deel van het personeel per vliegtuig naar IJmuiden terugkeren. De overigen brachten sleepboten, bergingsvaartuig, pontons en hulpvaartuigen naar hun bestemming. De „Stentor" sleepte de werkponton naar Nederland en de „Sepiola" keerde op eigen gelegenheid naar de thuishaven terug.

In korte tijd werd een aanzienlijk karwei geklaard.

Inmiddels is de meerboei beproefd en reeds in gebruik genomen, zodat nu de tankers vanaf de rede van Porto Torres hun olie naar de raffinaderij aan de wal kunnen pompen.